Toen hij zich in de eerste zonnestralen stond te wassen bij de waterput op het erf, streek de kauw onverhoeds op zijn blote schouders neer. De dichter was zo ontroerd, dat hij de pijn van de scharrende poten op zijn vochtige huid verbeet en zijn gezicht in de nek van de verloren zoon duwde. Met gesloten ogen snoof hij de lauwe geur van de vogel op. Een halfuur later liep hij met zijn vriend langs de Alverweg. De meidoorns bloesemden verblindend in het zonlicht en scheidden een wilde prikkelende honinggeur af. De takken van de essen, die sedert het najaar reeds vol poezelige zwarte pootjes hadden gestaan, sidderden bij het harkerige ontplooien van de kleverige bladeren. Geïntrigeerd onderzocht de dichter de Kollenput, die aan het oog onttrokken werd door brandnetels en kleefkruid. Het slaapmos op de putrand was geelgroen, en op het brakke water in de donkerte beneden lag een dode kikker met de witte buik naar boven gekeerd.
In een vergeelde, voordien nooit opengesneden ‘Geschiedenis van Eystel’, die dateerde 1894, en die geschreven was door een onderpastoor met name Clovis van den Bergh, had hij een summiere historie van de Meidoornhoeve gevonden. De eerste eigenaar ervan zou de kruisridder Heysterman van Hulsdonk geweest zijn. Bij zijn dood zou deze vrome held de hoeve aan de abdij van Sint-Bernaert geschonken hebben. Vervolgens kwam het goed in het bezit van een oude-vrouwenhuis, en als dusdanig werd het in de zestiende eeuw door muitend krijgsvolk totaal verwoest. Slechts ten dele heropgebouwd en als eigendom van een godshuis werd de hoeve een toevluchtsoord voor enkele priesters die tijdens de Franse revolutie hun volk niet in de steek wilden laten. De wraak van de sansculotten was verschrikkelijk: ze staken het gebouw in brand en verdoemden de inwonenden tot de vuurdood. Het vuur zorgde er ook nog een derde maal voor, dat de hoeve in het nieuws kwam: in 1880 joeg de toenmalige eigenaar, een zekere Jaspar van den Greyn, in een bui van waanzin de brand in zijn bezittingen; hijzelf, zijn vrouw en zijn dochter kwamen daarbij om. Waarom de waterput de Kollenput ge-