laten rijpen... zaad voort te brengen, zich te bestendigen. Dat is de aard van de appelboom, dat is zijn eeuwigheid.’
‘Bloesems zijn ook mooi,’ wierp ik op.
Hij lachte, als karton dat scheurde. ‘Enkele dagen.’
‘En die bundels van jou?’ vroeg ik arrogant.
Het duurde lang voordat hij antwoordde. ‘Dat waren gebeden.’
‘Gebeden?’ echode ik.
Hij nam zijn bril af en keek me met priemende zwart-bruine ogen aan. ‘Heeft Karel Vergauwen je dat niet gezegd?’
‘Wat?’
‘Dat ik een uitgetreden jezuïet ben?’
Ik schudde verbouwereerd het hoofd.
‘Vroeger dacht ik dat elke dichter een priester was,’ zei hij.
‘Nu weet ik dat niets minder waar is. Elke dichter is een heksenmeester. Elke échte dichter. Echte gedichten zijn trouwens toverformules.’
Ik begreep hem maar half. ‘Schreef je sedertdien geen... gedichten meer?’
‘Elke dag,’ zei hij. ‘Elke dag poog ik toverformules op papier te zetten.’
‘En mag de... buitenwereld die pogingen niet onder ogen krijgen?’
‘Met toverformules kan je niets aanvangen als je er niet in gelooft.’
Ik kreeg het koud en warm tegelijkertijd. Die man is gek, dacht ik, volslagen gek.
Hij zag waarschijnlijk mijn verwarring en gooide het gesprek over een andere boeg. ‘Beschouw het als een grapje. Ik vind dat elke dichter elke dag recht heeft op een farce, ook al loopt die misschien uit de hand. Dichters werken tenslotte gratis.’ Ik knikte. Ik besloot te zwijgen over poëzie. ‘Waarom kwam