Nandjes mond is tijdens die tirade opengevallen. Hij beweegt zijn hoofd heen en weer en schudt er telkens mee, alsof hij pas een duik genomen heeft in de Krommebeek en er water in zijn oren zit. ‘Dries was altijd een jongen van goud,’ teemt hij. ‘Het is niet fair zulke dingen te zeggen. Als je zo al over je bloedeigen man praat, wat schiet er dan nog over dat de moeite waard is om voor te leven?’
Weer begint Gaby te kirren. ‘Nu moet ik mij hier nog een preek van een homo laten welgevallen ook!’ roept ze. ‘Wat voor een boerengat is dat hier nu feitelijk?’
‘Drink nog een jenevertje, Gaby,’ sust Gaston Teunen haar.
‘Blijf maar bij de cognac, Gaby,’ haast Wies Boels zich.
Nandje schudt nu het hoofd alsof er sneeuw op ligt. ‘Ik zal Dries eens gaan helpen,’ zegt hij verdrietig.
‘Verkrachten, zeker?’ roept Wies Boels hem na.
En aan de rand van deze grandguignol sta ik, een figurant, als Jut voor 't hek. Mijn dikke nek weegt zwaar, mijn kloten ook... Iemand trekt aan mijn arm. Het is Dominique. ‘Zijn we nu weg?’ vraagt ze. ‘Ferre moet hier de laatste man de zak opgeven... Jana Engelen en Finne Poortmans helpen hem bij het opruimen.’
Ik negeer haar smekende blikken. Eensklaps ben ik vervuld van een eigenaardige weerbarstigheid. ‘Ook ik heb hier nog een rekening te vereffenen,’ zeg ik verbeten.
Ze kijkt achterdochtig naar het glas in mijn hand. ‘Je bent toch niet dronken, zeker?’
‘Neen.’
‘Plaats je toch boven die kleingeestige bombarie.’
‘Ik vraag mij al een hele tijd af waar de zelfbeheersing eindigt en waar de lafheid begint.’
‘In dit dorp kennen ze het onderscheid niet eens. Kom, laat ons dan nog maar eens dansen.’
Valentino heeft zich blijkbaar enkele krakend en krassend oude platen in de handen laten duwen. ‘De zuidenwind waait