‘Hij moet een bepaalde status hooghouden. Hij kan het zich niet permitteren dat ze morgen in het dorp rondstrooien dat hij dronken was of dat hij met zijn handen onder iemands rokken zat. Alhoewel...’
‘Hij is anders geaard,’ zegt ze.
Haar bewering maakt me eensklaps kittelorig. ‘Is er iets tussen jullie?’
De bedoeïenenogen kijken me donker aan. ‘Ben je gek?’
‘Wie jullie bezig ziet, zou het kunnen vermoeden.’
Ze neuriet weer haar hatelijk lachje. ‘Van heel Tendelo is er maar één persoon met wie ik door de jaren de kennis ben blijven aanhouden: Dahlia Possemiers. Waar denk jij dat ik vannacht slaap?’
Ik kijk verbaasd op. ‘Rijd jij niet naar huis?’
‘Ik kan niet eens autorijden. Mijn schoonzoon heeft me gebracht. Hij haalt me morgen weer op.’
Valentino heeft alweer een ander spelletje gelanceerd. Iets met voorwerpen die moeten gezocht en aangebracht worden. Ferre Bruggeman is daar terug en komt bij ons zitten. ‘Verdomme!’ vloekt hij. ‘Nu willen Tine Borghgraef en David Franck ook al naar huis... En het is niet eens middernacht. Wat een reünie!’
Het paar in kwestie staat voor onze neus te ruziën. Zij is een dragonder, hij een pezig mannetje dat duidelijk in de wind is.
‘Zelfs met de beste wil van de wereld kan ik mij die lui niet herinneren,’ zeg ik.
‘Allee!’ reageert Ferre verontwaardigd. ‘Tine van Rogier... Tine van de schijvenschuurder. Ze was bijna altijd ziek vroeger. Ik geloof dat ze tbc had... En hij is er een van de familie Franck die vroeger op de Kasteelhoeve boerde. Hij is heel wat ouder dan zij. Hij is ooit drie jaar van huis weggeweest... als lichtmatroos.’
Tine Borghgraef gaat wanhopig zuchtend voor Ferre staan. ‘Zeg jij het eens!’ smeekt ze. ‘Om zeven uur morgenochtend