‘Niet dat ik weet.’
‘Of zijn er geen mensen die met hun geld geen blijf weten en die een... droomvilla willen bouwen?’
‘Dat kan wel...’
‘Ik ga mijn rayon wat uitbreiden,’ zegt Gaston gewichtig. ‘Tot nog toe werkten wij veel tegen Antwerpen aan. Maar de echte richards trekken zover mogelijk van Antwerpen weg...’
‘Is hij goed?’ vraagt de patroon, terwijl hij een glas rose champagne inschenkt.
Gaston proeft, als een kenner, met getuite lippen en ten hemel geslagen ogen. ‘Excellent!’ prijst hij. ‘Komaan, drinken, mensen!’
‘Dat is geen champagne,’ zegt Nandje van Everbroeck eensklaps achter onze rug. ‘Dat is schuimwijn met wat grenadine erin... Iets dat de hoeren drinken.’
‘Wat?’ steigert Gaston. Hij graait de fles uit de handen van de patroon, slaat het servet eraf en kijkt met uitpuilende ogen naar het etiket.
‘Comte de Belzac,’ leest hij moeizaam. ‘Cidre mousseux.’
‘Zie je wel?’ triomfeert Nandje.
Het lijkt wel of Gaston Teunen door een geraaktheid getroffen wordt. ‘Godverdomme!’ vloekt hij. Hij keilt de fles in de hoek achter de tapkast tegen de muur. ‘Bedrieger, godverdomme! En dat moet ik mij door een mietje... door een jeannette laten zeggen. Ik betaal niet voor mietjesdrank. Geen centiem!’
Gelukkig is Ferre Bruggeman daar. ‘Kom, Gaston!’ sust hij. ‘Natuurlijk betaal je daar niet voor.’ Hij klopt Gaston op de schouder. ‘Maar laat onze avond nu niet naar de knoppen gaan met zulke prullen. Beschouw het als een grap. Jij lacht toch ook graag, nietwaar?’
Achter hem staat Dominique met de sinaasappel in haar handen.
‘Enfin...’ geeft Gaston toe. ‘Een grap, nietwaar? Allee, Nandje!’ Hij klopt Nandje van Everbroeck vaderlijk op de