echter ook naar de dróom, zij het dat dit moeilijker verwezen, lijkt wordt. En nu nog eens de vraag, en ik geef mijzelf het ant, woord ja.
En dan toch ook weer heb ik een neiging om neen te zeggen, misschien voor de volledigheid.
Slecht voor de werkelijkheid is misschien goed voor onszelf. En goed voor onszelf is misschien slecht voor ons geluk. Maar misschien is alles eenvoudiger en zonder die tegenstrijdigheid - wat ik hoop. Hoe het zij, daar blijf ik nu buiten, en wil onder werkelijkheid alleen de werkelijke situatie - wij in de werkelijkheid -, en onder heilzaam voor ons geluk hetzelfde als gelukkig voor ons heil verstaan.
Dus: ja, het is slecht.
Het argument dat de dagdroom een soort van afvoerpijp kan zijn waardoor te grote spanningen worden afgereageerd, vind ik niet elegant. Niet alleen ligt er een volkomen depreciatie van de aesthetiek der verbeelding als zodanig in, maar kan men het overigens niet, veel beter zonder zulk een lek stellen? Of is lek werkelijk gelukkiger dan heel? Hoe lekker hoe lekkerder? Dan wil ik mijn afkeuring annuleren.
Meer spreekt mij aan: de vlucht-idee. Vluchten kan zeer doeltreffend zijn en het heeft op lekken voor, dat er een terug is. Afreageren verloopt in sens unique, staat geen beweging in tegenovergestelde richting toe, terwijl men heel goed kan spreken van een vlucht uit de verbeelding in de werkelijkheid. Deze reactie komt dan ook inderdaad voor bij hem die het dromen weer eens beu is. Daarbij komt dat een vlucht voor iets, met een beetje goede wil altijd tegelijkertijd kan gezien worden als een zoeken van iets anders. De fantasie combineert tenslotte alleen het bekende. Zij is gebonden aan bepaalde door ervaring verworven gegevens. Alleen de werkelijkheid kan