In Bretagne
Snel voerde de trein ons door het Fransche land. In Rennes waren we ingestapt. 'n Eigenaardige stad: Rennes. 'n Mooie stad. Wijd en ruim. 'n Lange breede boulevard loopt van 't station naar het oudere stadsgedeelte. Dat oudere gedeelte is heuvelig. Daar woont de bisschop in zijn ouderwetsch paleis dat een binnenplaats heeft met boomen en een pomp. Op de heuvel ligt de kleine oude kerk. (Het was vroeger de kathedraal.) We hadden hem al vanaf het station gezien. 't Is een mooie antieke kerk met prachtige ramen waarin veel lichtblauw. Rennes is zeer rustig. Het is deftig. 't Maakte op mij zelfs 'n wat onwezenlijke indruk. Behalve dat oude kathedraaltje. Maar, Rennes hadden we al een poosje achter de rug. 't Was al middag. En steeds verder snelden we in noordwestelijke richting. Het was in de zomer en het wijde landschap lag in volle zon en zomerwarmte. Het landschap daar van die streken, dat is niet als bij ons. Tusschen de akkers en velden in, staan overal boomen. Lange smalle schaduwlooze boomen. Nooit hebben ze een machtige kruin. Al vlak aan de grond beginnen de takken. Korte takken met een troes blaren eraan. Soms is 't alleen maar 'n stam met bovenaan een paraplutje van blaren. Ik geloof dat 't 'n soort eiken zijn.
Er was iets dat ons opviel: waar woonden toch de menschen die al die akkers verzorgden, en dat koren dat gauw rijp zou zijn. Dorpen, we zagen ze niet. Heel zelden 'n huis.
Het ging avond worden. En 't landschap was aan 't veranderen. Heuvelachtiger werd 't. Soms zagen we zelfs 'n rechte