Mijn benul
(1974)–Jan Hanlo– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 264]
| |
Katholieke tekstvoor W.F. Hermans, dunkt me. Het latijnse ‘Gloria Patri et Filio et Spiritui Sancto, sicut erat in principio et nunc et semper et in secula seculorum amen’ wordt steeds vertaald in ‘Ere zij de Vader en de Zoon en de H. Geest, zoals het was in het begin en nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen, amen’. Die spreuk heeft mij sinds mijn vroege jeugd steeds weer die ellendige electrische schokken van ‘onmogelijkheid’ van ‘grammaticale overtreding’, van ‘logische idiotie’ gegeven, waar ik - bereid tot het ‘quia absurdum’ - alweer wel mee op wil trekken, wilde, jaren geleden, het toeval niet dat ik op de gedachte kwam dat het latijn gewoon, door de eeuwen heen neem ik aan, stom-verkeerd vertaald was. Het omkringdeGa naar eindnoot* et betekent in combinatie met ‘sicut’, volgens elke schooljongensgrammatica, natuurlijk niet en, maar ook (alzo ook): ‘ook nú en altijd...’ (Vergelijk ‘Fiat voluntas Tua, sicut in caelo et in terra’ uit het Onze Vader). Men wenst de Goddelijke Personen iets toe of gunt Hun athans iets (nl. eer) voor nu en de toekomst, ‘nunc’ en ‘semper’ vallen niet onder de verleden tijd ‘erat’, maar onder de (verzwegen) vorm van het werkwoord ‘zijn’ in de aanvoegende wijs (Ere zij...). Maar de liturgisten altijd maar ‘en’ zeggen; en dénken, waarschijnlijk, hoewel het niet te denken is. En met uw géést. |
|