Descartes dacht en hij was er
Zodra men iets op een bepaald ‘niveau’ gaat brengen - gaat zien -, krijgt men (te doen met) spelregels. Het drie- of meer-dimensionaal ‘absoluut’ absolute moet men daar niet localiseren, maar het ‘tweedimensionaal’ absolute - een absolute norm en evidentie op z'n boerefluitjes - is daar juist heel concreet en manifest.
Mij dunkt, wil men logisch - dus zuiver - denken, dat men vooral ‘in niveaux’ moet denken: beseffen dat men in niveaux denkt. ‘Ik heb wat te veel suiker in het kopje gedaan, de thee is te zoet’ is een absoluter werkelijkheid dan ‘ik besta’ of ‘er bestaat iets’. Een werkelijkheid die jij niet hoeft te vangen zoals ‘ik besta’, maar die ‘colourable’ genoeg is om jóu te pakken.
Ik veronderstel - uit de verte, want ik heb hem niet gelezen - dat Descartes dat bedoelde, of nee, bedoelde niet, maar dat dat in overeenstemming is met zijn gezegde: cogito, ergo sum: ik denk, dus ik besta. Een nederig opklimmen. Men erkent een niveau: ‘denken’. Of ‘eten’ of ‘slapen’ of ‘niet denken’. Vandaar klimt men op naar een onontkenbaar ‘bestaan’.
Of is het een afdaling? Behoort ‘bestaan’ tot een lager begrippen-niveau dan ‘denken’? Is het kopje thee - of juister gezegd het theedrinken - niet een gedetailleerde en daarom hogere trap van ‘bestaan’?
Of komt het allemaal als een rechtstreekse ervaring tot ons, een onmiddellijke onherleidbare werkelijkheid, het theedrinken zowel als het ‘bestaan’? En de hallucinaties dan? Als rechtstreekse ervaring zijn ze - per definitie - onwaar, onwerkelijk.