Abominabel of smetteloos?
Onlangs bevatte de kop boven een krantebericht onder meer de woorden ‘Doorgereden chauffeur’. Om het bericht gaat het hier niet. Alleen om de grammatica. Grammaticaal fout, - was mijn reactie. Ik schreef zelfs de redactie van die krant, die toch altijd verzorgd Nederlands schrijft, een teleurgestelde brief. Want 'n fout is 'n fout, onverschillig of die in een kop of in een artikel voorkomt. En ik vond het een erge fout, die mijn taalgevoel bepaald kwetste.
M.i. moest het ‘Doorrijdende chauffeur’ zijn, want het onvoltooid deelwoord heeft geen betrekking op de tijd van handeling (het voltooid dw. trouwens ook niet). De chauffeur reed tóen door, dus was het toen een doorrijdende chauffeur. Een kind dat een week geleden speelde en toen een ongeluk kreeg - laten we hopen dat het goed afliep - was een spelend kind: ‘Spelend kind overreden’.
Maar de dag nadat ik die brief geschreven had, heb ik er een haastige brief op laten volgen waarin ik mijn verwijt terugtrok. ‘Doorgereden chauffeur’ was goed, omdat immers ‘weggelopen zebra’, ‘verdwenen portemonnee’, ‘gearriveerde maharadja’ ook goed is.
Is het misschien zo dat het grammaticaal niet fout is, maar dat men door associatie met ‘doorgesneden’, ‘doorgezaagd’ etc. - allemaal transitieve (overgankelijke) werkwoorden met ‘door’ - bij eerste indruk het woord ‘doorgereden’ ten onrechte ook zo opvat, nl. als een lijdende vorm?
Of is het toch fout, abominabel Nederlands? ‘Doorrijdende