Meent ie dat nou?
Wanneer je, als behorend tot literaire kringen, wel eens een causerietje gehouden hebt of deel
uitmaakt van een forumpje (vergeef me de verkleinvormen, men mag zichzelf toch niet belángrijk vinden), wordt de vraagje wel eens voorgelegd: ‘méén je wat je schrijft’.
Veel dichters hebben een hekel aan die vraag omdat ze intuïtief voelen dat het ‘geen goede vraag’ is. Het is geen vraag die van begrip voor hun werk getuigt. Een creatief auteur kan niet gevraagd worden of hij wat hij schrijft meent, jokt, of creëert, daar immers per definitie alleen het laatste geldt.
Toch vind ik dat men de vraagsteller niet te gauw moet ontwijken. In elke vraag zit wel iets verstandigs. En wat er onverstandig aan is moet men dan maar aanwijzen.
Eerst dan maar dit laatste punt. Ik heb daar al iets van gezegd. De vraag kan niet of nauwelijks gesteld worden omdat poëzie, en eigenlijk literair proza evengoed, iets is uit de orde ‘kunst’, welke een andere orde is als bv. ‘historie’, ‘wetgeving’, ‘ruimtevaart’. Poëzie heeft een muzikaal aspect. Na een ‘Lied ohne Worte’ vraagt men toch ook niet ‘meent ie dat nou?’
Bij proza is de vraag eerder toelaatbaar, maar zal juist daar minder vaak gesteld worden.
Een andere reden waarom bij poëzie (en weer geldt dit ook voor heel wat proza) de vraag in kwestie niet erg terzake is, is dat in deze artistieke expressie-vorm het onderbewuste een aanzienlijke rol speelt. De dichter staat vaak in nagenoeg dezelfde positie tegenover zijn gedicht als de lezer. (Dat verklaart dat