meter, een beetnemerig sprookje van mijn oude onderwijzer? niet; goed dan).
Toch beïnvloeden wij elkaar, hij mij met zijn niet-ongenuanceerde ‘regels’, ik hem (neem ik aan) met mijn niet-onredelijke ‘intuïtie’.
Ik zie het zo: Wat wij intuïtief doen en goed achten berust ook op regels, alleen zijn we ons van de formulering van die regels geenszins bewust. Maar ook de intuïtie gaat af op ‘iets’. Zij reageert, zoals alles wat reageert, op iets aanwezigs dat voor ons eigenlijke bewustzijn ongekend blijft en daaraan hoogstens de inhoud van iets onberedeneerd-acceptabels of -onacceptabels geeft. Dat ‘iets’ is dan de ‘regel’ van mijn regelhuldigende vriend of heeft althans dezelfde inhoud als de ‘regel’.
In zoverre zouden hij en ik het dan ééns kunnen zijn, ware het niet dat ik aan de intuïtie een gevoeliger, met name een veel meer omvattende, capaciteit toeken dan aan elke collectie parate regels, hoe intelligent en gedifferentieerd opgesteld ook. Wanneer, tegen een ook voor mij zwaarwegende grammatica- of stijlregel in, mijn intuïtie, bij iets wat ik geschreven heb, toch (met dat eigenaardige kleine maar koppige stemmetje dat de intuïtie eigen is) blijft kiezen voor de ‘fout’, dan kies ik de ‘fout’. Als u erop let kunt u wanneer u een mop wordt verteld of voorgelegd, zich er soms op betrappen dat u reeds gelachen heeft of althans geglimlacht nog vóór u de mop doorhad. En dat terwijl u toch kritisch bent; niet uit beleefdheid of enkel goedlachsheid. Het vlugge gekke soms diabolisch lijkende wezen in u, de intuïtie, was uw hoger en vollediger bewustzijn tellen voor. En ook kan het vóórkomen - en dit is in feite honderdmaal frequenter - dat de mop heel duidelijk is, ha ha, maar dat het kleine eigenwijze, harde valuta eisende stemmetje niet mee lacht. Voor mij is dan zo'n grap geheel mislukt. Het goed-