Het stuk serpentine
Josje had mijn doosvormig kamertje versierd met een stuk serpentine. Was het paars? Was het steenrood? Was het geel? Ik weet het al vele jaren niet meer. Van de ene hoek van het langwerpig kamertje naar de andere, had hij het strak gespannen door de lucht. Eén enkele diagonaal. Ik kon er nog wel onderdoor lopen. Ik denk dat ik mij steeds een beetje zal hebben moeten bukken. Na enige tijd, een week of zo, haalde ik het weg. Ik dacht dat het er lang genoeg gehangen had, ik dacht eigenlijk niets, ik dacht dat iets na verloop van tijd altijd op moest houden, onderbroken worden, afgebroken worden. Zo is 't leven immers? dacht ik waarschijnlijk ongeveer. Een of twee dagen daarna zag Josje dat het lint serpentine weg was. Heeft u het weggenomen? Ja, ik heb het nu maar weggenomen, zei ik. Dat had u niet moeten doen, dat had u altijd moeten laten hangen, zei hij. Nu, vele jaren later, weet ik dat hij gelijk had. Dat stuk serpentine was een manifestatie van genegenheid die altijd had moeten gehandhaafd blijven, ik begrijp het nu en het spijt me dat ik het papieren lint opruimde. Maar in mijn herinnering staat het nog strak gespannen, geel of blauw of paars dat kan ik zo niet zien, maar ik zie wel, heel duidelijk, dat het er nog is.