Ja, zegt Jansen, ik weet het niet.
Dat ben ik zelf! zegt de portier.
Jansen lacht. Haha, ja, die is goed.
Weer thuisgekomen, in Drachten, vragen de vrienden van zijn sociëteit: En Jansen heb je 't goed gehad in Parijs? Heb je de Moulin Roesch gezien? Heb je gedanst met Josefien? Ja, zei Jansen, nou dat wel niet maar het is toch leuk geweest. En hoe ging het met de taal, Jansen, kon je je goed redden? Ja, zei Jansen, dat ging best. Ik praatte soms wel wat met de portier van het hotel. Praatte je met de portier van het hotel, Jansen? En wat zei die dan?
Nou hij gaf me wel eens een raadsel op, zei Jansen. Een raadsel, Jansen? Laat horen. Nou ik wil het jullie wel laten horen, zei Jansen: Het is niet mijn broer en het is niet mijn zus en toch is het een kind van mijn ouders, wie is dat. Het is niet je broer en het is niet je zus en toch is het een kind van je ouders, dat weten we niet, Jansen, zeiden ze, dat is te moeilijk voor ons.
Weten jullie dat niet, zei Jansen. Nee, zeiden ze, dat weten we niet, dat is te moeilijk, zeg het ons maar. Weten jullie dat niet? zei Jansen. Nou dan zal ik het jullie zeggen. Dat is die portier van dat hotel Suisse.