Het bevel van Cupido
(1653)–Albertus Ignatius d' Hanins– Auteursrechtvrij
[pagina 64]
| |
Het is een’ honigh-dauw die uyt haer’ zieltjen rijst;
(Ha, soete spoockereyen.)
Al wat-men in Kaneel, in Thijm, of Nardus prijst,
Komt uyt haer’ lipjens gleyen.
De Bietjens, die wel-eer de Blomjens van Hymet
In Griecken-landt door-vloghen,
En hebben uyt Narcis, uyt Roos, noch Violet
Oyt soeter soet ghesoghen.
Soo my, soo lieven aes, de spijse van de vreught,
Wordt dickmaels aen-gheboden,
Blijf ick onsterffelijck, en leef in staghe jeught,
Ghelijck des hemels Goden.
|
|