tafel, op schragen, was een werkbank die vol lag met houtbeitels, schaven in allerlei maten en soorten, drevels, schroeven, spijkers en waterpassen. Tegen de wanden, aan haken, hing nog meer gerief, ook gesels en paardezwepen, kinderkleertjes, kinderbrilletjes met kapotte glazen, verder enkele bosjes aan een spijker gestoken bruinverkleurde nota's.
De koster was een geselhandvat aan het verfraaien met snijwerk. Hij hief vlug het hoofd op toen Tillemsoger zich door de smalle deurspleet wrong en, het hoofd stotend tegen de lage zoldering, naar binnen stevende.
‘Een goede dag’ zei Tillemsoger.
‘Ook zo voor mijn part’ bromde de koster.
Tillemsoger schraapte zijn keel. De koster werkte verder alsof zijn bezoeker lucht was.
‘Ik wil de pastoor spreken’ zei Tillemsoger toen hij vond dat de stilte intens genoeg geworden was.
‘Hèhèhè’ zei de koster, ‘gooi maar in de zak en we zullen zien. Wanneer het goud in de zak klinkt, de bult al half van de rug af springt’.
‘Een niet onaardig rijm’ zei Tillemsoger, ‘het komt me vaag bekend voor’.
‘Het geloof verrolt bergen, op wielen van rijksdaalders’ zei de koster.
‘Ongetwijfeld’ zei Tillemsoger, ‘waar kan ik de pastoor vinden?’ Hij voegde zekerheidshalve daaraan toe: ‘Ik ben gezond, van lichaam en geest’.
‘Aha, meneer is van de krant. Eerst de zak eren!’
‘Ik ben psychikus’ zei Tillemsoger, ‘ik stel een onderzoek in naar wat hier voorgevallen is. Daar heb ik de pastoor voor nodig’.
Eigener beweging haalde hij zijn portefeuille tevoorschijn en liet onder loerende blikken van de koster enkele bankbiljetten in de zak fladderen die in een hoek stond en half gevuld was met muntstukken en papiertjes. De koster grinnikte kort.
‘Het is ons een eer een geleerde te mogen ontvangen. Wat heb je op je lever, meester?’
‘Ik moet de pastoor spreken’.
‘Genadevader is in gesprek’.
‘Breng me bij hem. Het is belangrijk’.