door hem en zijn mannen begroet als hun nieuwe koloniale schertsrijk, waren hem gaan bevallen. Ze deden er wat ze wilden, begonnen met alle vogels kapot te schieten, maakten van de eilandjes een serie metersdiepe bomtrechters vol lijken en gingen, met machinegeweren en mortieren in de kraters liggend, opgewekt door met elkaar te oefenen in het hanteren der wapenen.
De regering, die deze ontwikkeling met belangstelling en zelfs naar ze zichzelf zei ‘niet zonder enige zorg’ volgde, gebaarde van niets.
Wellicht bij vergissing of doordat men in bijzonder goed ingelichte regeringskringen hoop koesterde op verzachting van de ruwe bottenmoraal, werd juist dit regiment verzocht zich naar de bedreigde stad te begeven. Het sprak vanzelf dat de generaal er niet over gedacht zou hebben dit verzoek in te willigen wanneer hij er niet iets in gezien had.
Hij onderhield hoegenaamd geen kontakt met het door hem ten zeerste geminachte ministerie van defensie, dat nog futlozer was dan het slapste van eeuwen geleden. Hij wist alleen dat de stad geterroriseerd werd door een stelletje rooie raddraaiers en gele verraders, die het zaad van de altijd en overal op de loer liggende kommunistische duivelsideologie uit poogden te zaaien en daarbij blijkbaar sukses hadden geoogst.
Daarom had hij deze kans op grootscheeps bloedvergieten en wellicht beginnende rehabilitatie met beide handen aangevat.
Hij zat in de voorste jeep, ingeklemd tussen twee officieren, een koptelefoon op en een mikrofoon voor zijn mond, op zijn knieen een veldkijker, gekleed in dezelfde battledress als al zijn manschappen, zich van hen alleen onderscheidend door de sinds veertig jaar legendarische zwarte lap voor zijn linkeroog, de in de kruitdamp verkleurde distinktieven op zijn borst, en een platte hoogoplopende pet waarop een zilveren embleem met twee gekruiste streepjes die van enige afstand takjes waren en van dichtbij knekels bleken.
Zo vol doodsverachting was deze houwdegen dat hij het, ondanks dringende beden van zijn officieren, altijd verdomd had om wat beschutter plaatsen uit te zoeken, vanwaaruit hij de operaties immers evengoed kon leiden.
‘De plaats van een generaal is aan het hoofd van zijn troepen.