‘ik heb de pest aan die opschepperstoon van je. Dat je in de tropen gezeten hebt weten we zo langzamerhand nou wel. Je moest...’
Zijn mond zakte langzaam open en ontblootte een sterk afgebrokkeld en imkompleet gebit. Naar zijn shag tastend in zijn zakken zonder die te kunnen vinden staarde hij naar wat hij even tevoren voor een stel platanen versleten had.
‘Wel godverdomme, wat is dàt!’ zei hij verbaasd, ‘dat is geen park, dat is, dat is... Wat een rotzooi!’
‘Nou?’ zei de jongere met stille triomfantelijkheid.
‘Hier snap ik geen barst meer van’ zei de snor, ‘zo'n janboel heb ik nog nooit gezien. Bovendien, wel, verdomme nog toe, er ìs hier helemaal geen geboomte of zo. Dit is een blok uit de tijd dat ze nergens een stekje groen tussen pootten. Hier staan geen bomen. Die zijn hier gewoon niet. Hoe is het gods-mogelijk dat ik me dat niet eerder herinnerde’.
‘Tja’ zei de jongere, ‘jij moest het weer beter weten, ook al maak je je bril zo smerig dat je er zowat geen snars door ziet. Weet je wel zeker dat we hier moeten zijn?’
‘Absoluut’ zei de snor, ‘het blok klopt, dit is de straat. Ik ken 'm nog van vroeger. Ik heb er es een mokkeltje gehad in mijn jonge jaren’.
‘Jonge jaren, mokkeltje’ zei de jongere verachtelijk en vrolijk, ‘kom nou, maak dat de kat wijs’.
‘Wel verdikkeme, ik zweer je dat het zo is, ik ken deze straat even goed als mijn broekzak’.
‘Er is hier helemaal geen straat, wat bazel je toch’ zei de jongere, ‘je vergist je. Je weet het best maar je wilt gelijk hebben. Volgens mij ben je zo goed als blind. Wees nou verstandig, we kunnen hier niet blijven staan bekvechten. We zitten fout. We moeten terug of verderop zijn. Maar hier in elk geval niet’.
‘We moeten hier wèl zijn’ zei de snor kwaad, ‘hier. Op nummer 92. Ik vergis me om de dooie dood niet’.
‘Wat hebben ze precies tegen je gezegd op kantoor?’ vroeg de jongere kalmerend, ‘misschien valt daar wat uit op te maken’.
‘Nou’ zei de snor, slikkend, pogend zich groot te houden maar onzeker wordend, ‘er stond een boompie. Een rotding dat een of andere gekke ouwe op zijn stoep gepoot had en dat het zicht van zijn buren wegnam. Ze hadden er mot over gehad. Steen-