De gekste vormen vermengden zich met elkaar en uit deze verbintenissen sproot overvloedig nog erger gebroed voort. De hele wereld evolueerde blindelings en ongelooflijk snel naar telkens schrikwekkender stadia. Hindernissen werden genomen, uit de weg geruimd, obstakels overwoekerd door knarseschildend hongerig tuig. Nadelen werden in voordelen omgezet zo groot dat het niet te begrijpen was.
Alles werd geassimileerd, geen giftvocht was dodelijk. Resistentie deed zich onmiddellijk gelden. Ieder wapen, ook het geheimste, werd geïnkorporeerd. Geen onderdeel paste bij een ander onderdeel. Misschien was er vroeger, aan het begin, een orde geweest. Soms leek het Evarist zo terwijl hij toekeek. Maar die orde had dan al onheuglijk lang iedere invloed verloren. Het was allemaal uit de hand gelopen.
Bijna verstard merkte hij hoe alles in beweging was. Het pulseren van de ruimte tussen de halmen, die oerbomen waren. Het uitzetten en slinken der bladeren bij iedere adempauze tussen twee momenten van koortsachtige gehaaste groei. De barsten die in de grond vielen door de hitte, de grond die een woestijn was met in iedere porie de zweetkristallen van vochten. Het scherpe licht dat reusachtig trilde. Het zich uitschuiven en geleden van de plantenstengels. De eksplosie van schaduwen overal, springend en buitelend, vluchtend, verstijvend. Zandkorrels, scherp, hard, als bakstenen door de gekrompen ruimte waaiend.
De insekten waren dieren die in de oertijd al op aarde geleefd hadden. Ze waren ontzagwekkend, hoog, gebergte-achtig, bezet met schilden en duizenden bolle, in soms opnieuw duizenden kijkdelen verdeelde vensterogen, voorzien van radartorens en graafapparaten, voortplantingsuitstulpsels. Zwaar bewapend, zwart glanzend, veelkleurig. Ingerolde larven op bladeren als schiereilanden rechtten zich, hun blik onschuldig en pervers, pas uit de windsels, zuurstofmaskers als slabbetjes van slijm voor de mond.
Alles glansde en glom van de geharnaste blinde alles waarnemende ooggrotten. Iedere kop was naar alle kanten draaibaar. In hun vleugels weerspiegelden zich katedralen zo hoog en ijl dat ze nooit gebouwd waren. Hun poten waren van lancetscherpe weerhaken voorzien, harig, eraan kleefden dikke