buiten gekeerd wordt op het ogenblik. Niets blijft verborgen, alles wordt uitgekamd. Lieten de zielen van mijn vrouwelijke parochianen nu ook maar eens hun voering zien. Maar niets daarvan, ze hebben geen tijd, ze moeten hun vloerkleden uitkloppen, dekens buitenhangen, kleren afschuieren, babies voeden en geven mij rustig niet thuis wanneer ik aanbel’.
Hij glimlachte zoetsappig en vervolgde, Evarist vertrouwelijk bij de arm nemend op het moment dat deze de waterstraal verder opzij, op de straatstenen richtte:
‘Welbeschouwd is de schoonmaak der woningen niets anders, voor wie het vermag in te zien, dan een klaar symbool van de schoonmaak der ziel. Ook daar hoort regelmatig orde op zaken gesteld te worden. Helaas komt dat er bij velen nooit van. Wat een vangodgegeven morgen overigens’.
Met een spijtig gezicht schuifelde hij, de zoom van zijn toog optillend en zorgend buiten het bereik van de brede gulpende waterval te blijven die aan Evarists hand ontsprong, naar binnen, de halve schemer in, waar hij al na een paar passen struikelde, bijna viel en in gebukte houding verwoed begon te grasduinen in hetgeen waarin zijn voeten verstrikt geraakt waren. In zijn handen een lange vingerdikke rank kwam hij overeind.
‘Wat is dit?!’ riep hij Evarist misnoegd toe, die hem traag achternakwam, links en rechts de gang bewaterend, en keek beurtelings naar de waterstraal en naar de rank, die hem met eenzelfde afschuw leken te vervullen.
‘Wat heeft dit te betekenen? Je hele gang zit onder de klimop of wat het ook is. Op de stoep zag ik het ook al!’
Rustig stapte Evarist de vroegere keuken binnen en draaide de kraan dicht. De pastoor kwam hem achterna en keek totaal verbijsterd om zich heen, de meegesleepte rank nog steeds in zijn handen, hem dicht tegen zijn gezicht houdend vanwege de heersende schemer of vanwege zijn slechte gezichtsvermogen en blijkbaar pogend hem te identificeren.
Evarist haalde intussen een fles melk uit de koelkast, schudde de doorgezakte vloeistof kalmpjes om en brak de dop los. Hij liet, terwijl de pastoor met wrevel en weerzin naar hem keek de fles half leeglopen in zijn maag, smakte even en zei:
‘Een dag of wat terug, een nacht of wat terug eigenlijk, is de ranonkel gaan groeien. Het ziet er naar uit dat hij daarmee