Verhaal van het vergaan van het jacht De Sperwer en van het wedervaren der schipbreukelingen op het eiland Quelpaert en het vasteland van Korea (1653-1666) met eene beschrijving van dat rijk
(1920)–Hendrick Hamel– Auteursrecht onbekend
[pagina 95]
| |||||||
III. Gegevens betreffende schepen.A. Het Jacht de Sperwer.1.'t Jacht de Sperwer (door Mr. Pieter van Dam in zijne Beschrijvinge van de O.I. Compagnie een ‘pinas’ genoemd), zeilde 26 April 1648 voor de Kamer Amsterdam uit Texel (Uitloopboekje, Kol. Arch. no. 4389) en kwam 28 Dec. 1648 te Batavia aan (Dagr. Bat. en Gen. Miss. 18 Jan. 1649). Bij Res. 6 Febr. 1649 werd de Sperwer naar Amboina bestemd; ging 28 Februari daarheen (Instructie en Seijlaets order 27 Febr. 1649 in Kol. Arch. no. 776); na lang op zich te hebben laten wachten (zie Res. 19 Mei 1649 en Miss. Bat. Regeering naar Taijoan dd. 11 Juni 1649) den 29 Mei 1649 te Batavia teruggekeerd (Miss. Bat. Regeering naar Amboina dd. 14 Febr. 1650); uitgezet naar Suratte (Res. 30 Juni 1649); daarheen vertrokken 13 Aug. 1649 (Instructie 12 Aug. 1649); 14 Juni 1650 van daar te Batavia terug (Miss. Bat. Regeering naar Suratte dd. ulto Aug. 1650); vertrekt 30 Juli 1650 naar Choromandel, Malabar en Perzië (Instructie 29 Juli 1650); komt over Suratte 25 Aug. 1651 terug te Batavia (Miss. Bat. Regeering naar Perzië dd. 14 Sept. 1651); vertrekt 15 Sept. 1651 naar Perzië; komt 12 Nov. 1652 van daar terug te Batavia; wordt bij Res. 15 Nov. 1652 bij provisie aangelegd naar de Custe Choromandel en bij Res. 29 Nov. 1652 naar Banda; vertrekt 14 Jan. 1653 (zie Dagr. Bat. bl. 4) over Japara, waar het 18 Jan. 1653 aankomt (zie Miss. Japara naar Batavia 27 Jan. 1653) en van waar het 1 Febr. 1653 de reis voortzet (zie Miss. Japara naar Batavia 2 Maart 1653) naar Banda (zie Res. 18 Maart 1653) en komt, over Amboijna, 16 Mei 1653 terug te Batavia (zie Dagr. Bat. bl. 65); vertrekt 18 Juni 1653 naar Taijoan; komt 16 Juli d.a.v. te Taijoan aan; vertrekt van daar 29 Juli naar Japan en vergaat 15 Aug. bij Quelpaerts-eiland. In het vaderland is de Sperwer niet terug geweest. Door eene onjuiste lezing van den aanhef van een der gedrukte journalen (uitg.-Saagman) of door den Franschen vertaler te volgen, kwam Tiele tot de volgende aanteekening in zijn Mémoire bibliographique, bl. 274: ‘Parti des Pays-Bas le 10 Janvier 1653, le Yacht de Sperwer (l'Epervier) arriva le | |||||||
[pagina 96]
| |||||||
1er Juin de la même année à Batavia.’ Geen Compagnie's schip is trouwens op eerstgenoemden datum uit het vaderland vertrokken noch op laatstgenoemden datum te Batavia aangekomen. | |||||||
2.Seijlaas ordre voor d'Opperhoofden vant Jacht de Sperwer, waer naer hun in't zeijlen van hier naer Taijouan sullen hebben te reguleeren. Batavias reede verlatende, sult moeten Cours nemen benoorden d'Eijlanden van Ontongh Java naer de straet Palingban, trachtende die bij oosten Lucipara in te loopen ende op't spoedichst te passeeren mitsgaders soo voorts bij oosten Poulo Linge ende Bintangh na Pulo Lauwerzeijlen, makende t'selve te verkennen ende Pulo Candor in't gesicht te loopen om des te rechter tussen Pulo Cecier de mair ende terra (mits wel uijtsiende naer de droochte die daer een weijnich besuijden omtrent middelwaters is leggende, door te seijlen, van waer de Cambodiase Champas ende Quinamse wal int gesicht sult houden, om voor de Pracels bevrijt te zijn, dan voorts Pulo Champello tracht te verkennen om vandaer Aijnam in't gesicht te loopen, vermits de stroomen door de Wester winden soo hart uijt de Golf van Conchinchina om de Oost gaen, dat daer mede door stilte, doch noch meer bij storm op de versz. Pracels getrocken zout worden, zoo godt betert ao 1634 in Julio aen Grootenbroeck is gebleeckenGa naar voetnoot1). Aijnam gepasseert zijnde is t best ruijme zee te houden om door beloop van eenich onweer op geen lager wal beset te worden, alsoo de gemte. tuffonsGa naar voetnoot2) gemeenlick met uijtschietende winden comen, zulcx dat het seer schadelick is bij storm de wal ofte anckerplaets te soecken als aen Buiren, Bommel, Goa ende Bleijswijck ao 1634 mede is gebleeckenGa naar voetnoot3), die onder Sanchoan voor 3. anckers een musquet-schoot van lant op 9 vadem geset leggende van de Opperwal afgedreven zijn, hun ankers verliesende ende duijsent prijckel uijtstaende. De Portugesen die met haer costelicke navetten van Macauw op Japan hebben gevaren, hielden in storm al ruijme zee, soo oock dede de Manijlas vaerders, als naer Macao quamen, daer hun door ervarentheijt best bij bevonden. Hoe VI. vorders hebben te gedragen zoo int Cours stellen als om de Piscadores ende Taijouan be- | |||||||
[pagina 97]
| |||||||
quaemst aen te soecken mitsgaders binnen desselfs canael te seijlen, wert bij nevensgaende Instructie vanden piloot-maijoor Frans Visser als de vordere geconcipieerde ordre, ende seijnbrief aengewesen, die wij Vl.s bevelen wel te examineeren ende na vermogen t'achtervolgen....... Alsoo rechte voort seijlveerdich zijt leggende, soo sult op morgen vroech naer gedaene monsteringe u ancker lichten, ende in godes naem in zee steecken, om uwe reijs volgens de bovengesze. zeijlaas ordre naer Taijouan te bevorderen. Alsoo uijt d'advijsen onser Hrn Principale ons aengekundicht sij dat wederom met de Portugees, ende Engelse regeeringe in openbaren oorloge vervallen sijn, zoo sult geduijrich op hoede sijn, om van deselve niet overrompelt nochte door vreemde teijkenen niet misleijt en werde, maer bij rescontre deselve vijantl: aentasten, soo doenlick overmeesteren ende alhier ofte naer andere Comp.es comptoiren daer oordeelen sult meest verseeckert te sijn, opbrengen; bij overwinninge, zult u wel vande gevangens verseeckeren, de goederen ende ingeladen coopmanschappen in goede bewaringe houden, de luijcken versegelen, ofte naer gelegentheijt van saecken het cargasoen overnemen, maer insonderheijt sult u hebben te wachten van alle onbehoorlicke plunderagie dat u ten hoogsten gerecommandeert blijft alsoo het selve voor onsen raet sult moeten verantwoorden. Voorts blijft u de goede zorge over de scheeps regieringe ende de goede mesnagie over de provisien te houden, bevolen, als mede de administratie van Justitie over de quaetdoenders, conform den generalen articulbrief waer in met kennisse van raade naer gelegentheijt van saecken sult hebben te handelen. Hier mede wensen uls met het gantse scheepsvolck een behouden varen, ende beveelen gesamentl: inde bescherminge des Alderhoogsten die u ter gedestineerde plaetse geleijde. In't Casteel Batavia desen 18 Junij 1653. Onder stont Ter ordinans: van haer Eds ende was geteeckent Adriaen Willeboorts Secretaris. | |||||||
3.Naer dat op den 18en Junij passado van VE.des mijn affscheijt becomen hadde, hebben wij ons met 't Jacht den Sperwer (inde naame Godes) omtrent de middach onder zeijl begeven om onse reijse naer Taijouan t e vervorderen, alwaer op den 16en Julij tegen den middach, buijten op de Zuijder rheede van Taijouans Canael (Godt loff) geluckelijck quamen te arriveren, hebbende enpassant alleen aengedaen Poulo Auwer, alwaer in der ijll onse vaeten vol water haelden, soodat daer mede eenen halven | |||||||
[pagina 98]
| |||||||
dach 'tsoeck brachten, zonder meer. Wij hebben geduijrende onse reijse zeer bequaam weder aangetroffen, ende is niets verhaelens waerdich comen voor te vallen................. Ende voor de tweede ofte laetste besendinge is mede op den 29en d.o naer Japan affgeveerdicht 't Jacht de Sperwer met een cargasoen ter montuijre van f 38819:14:15 bestaende uijt naervolgende, te weten:
.... Insgelijcx zullen VEdes sien in de Resolutie van den 21en Julij wat ons gemoveert heeft 't Jacht den Sperwer in plaetse van de fluijt de Trouw derwaerts [Japan] te senden, 't welcke verhoopen bij VE.des niet qualijck sal werden genomen, alsoo 'tselve seer tijdich sal connen terugge gesonden werden, om naer Persia ofte Suratta gebruijckt te werden; derhalven hebben den E. Coijett [Opperhoofd te Nagasaki] geordonneert 't selvige voorde eerste besendinge herwaerts te demitteren.... .... Oock is op de ladinge van den Sperwer noch te cortgecomen 427 bossen rottangh.... Schipper Reijnier Egbertsen aengesproocken zijnde, zecht mede niet meer uijt 't Jacht Sluijs ontfangen te hebben, daerover op zijn arrivement uijt Japan, om reden te geven, naeder sullen aenspreecken (Miss. Gouverneur Caesar en Raad van Formosa aan de Bat. Reg. ddo 24 Oct. 1653). | |||||||
4..... tot onser alder harte leetwesen de fluijt de Smient nochte het schoone Jacht de Sperwer daer [Japan] niet is comen te verschijnen 't welck bij ons op den 29en Julij laestleden naer Jappan affgevaerdicht was met een cargasoentie van f 38819:14:15 dat seecker voor de Compe teGa naar voetnoot1) groote slaagen zijn voornamelijck t missen van soo veel trouwe dienaren ende twee soo costelijcke schepen..... Wat ongeval de Sperwer mach zijn bejegent en connen niet bevroeden; oock en hebben daar van de minste tijdinge niet becomen. Uijt Jappan werdt geschreven dat de Fluijt Campen op het noordt eijnde van Formosa een legger Battaviasche arack in zee hebben gevischt, desgelijck eenige cruijshouten met een combaers | |||||||
[pagina 99]
| |||||||
sien drijven, waar door vermoeden het van d.o Jacht moet wesen dat (godt betert) twee daagen naar desselfs vertreck van dese rede de selfde storm heeft gerescontreert als wanneer de fluijt de Trouw op t noorderrif quam te stooten ende masteloos raeckte, insgelijcx 't galjoot Ilha Formosa verdreeff en in Pehoe quam te stranden, oock onse cleene lootsboot van ondert Fort 't Canaal uijtdreeff en omtrent Lackemoij is comen te verongelucken; doch het vreemste, dat schier ons onmogelijck schijnt, is dat daarvan geen tijdinge hebben vernomen want soo het op de Formosaansche custe ofte aan't noordt eijnde van Pehouw was comen te verongelucken, ongetwijffelt wij souden daarvan contschap becomen hebben, zulcx dat niet weten wat hier van sullen presumeeren. Wij willen echter het beste verhoopen ende godt bidden dat gem.e Sperwer noch mach comen op te donderen. .... Dit dus verre geschreven zijnde, comt op den 16en courant des naar middachs te halff tween de schipper vant Witte Paart Cornelis Lucesar.... de gemelde vrunden soo vande Gecroonde Liefde als Paert verclaaren geduerende haere reijse seer quaat weder hebben gehadt ende dat het niet vreemt zoude wesen dat gemelte Jacht lichtelijck de cust van China zal aangedaan ende aldaar reede gesocht hebben ofte anders presumeeren dat bij-gehouden heeft. Wat hier van zij is den Almogende bekent ende willen t beste hoopen. (Miss. Gouverneur en Raad van Formosa aan de Bat. Reg. ddo 17 Nov. 1653). | |||||||
5..... Integendeel hebben wij met hartelijcke droeffheijt in VE. advijsen gelesen, dat het fluijtschip de Smient en het schoone jacht de Sperwer, 't eene op de reijse van hier naer Taijoan ende 't ander tusschen Formosa ende Japan nae alle apparentie door storm sullen wesen vergaen, te meer hier noch elders geen tael noch teecken daervan vernomen wert, daerbij de E Compe behalven de scheepen, ende 't verlies van soo veel onnoosele menschen een cappitael van f 110570:11:3 te missen comt, dat al een groote bresse inde Noortse winsten maeckt, en echter, dewijle van de hant des Heeren comt, niet als met gedult te versetten is. (Miss. Reg. Bat. aan Gouvr en Raad van Formosa, ddo 20 Mei 1654). | |||||||
6.Bezijden vooren geallegeerde goede tijdinge verstaen in contra tot ons herten leedwezen dat het fluijtschip de Smient van hier na Taijouan ende 't jacht de Sperwer van daer op umo Julij lestleden naer Nangasacqui gedepecheert, op het vertreck der voornoemde schepen aldaer nog niet en | |||||||
[pagina 100]
| |||||||
waren verschenen. Na de Chinese gerugten in Japan liepen, soude op 't eijlant Lamoa [aan de kust van Zuid-China, bij Swatow] een Hollands schip gesneuvelt sijn waervan seecker Hollandtse vrouw, die eertijts in Taijouan had gewoond, nevens eenige manspersonen, sonder te seggen hoeveel, gebergt waren. Verders wordt uijt Japan gerelateert dat de Opperhoofden van 't fluijtschip Campen in 't zeijlen uijt Toncquin naer Japan, omtrent de noordhoek van Formosa een legger batavishen arack hebben gevischt, ende eenige cruijshouten nevens een combaers sien drijven 't welck twee dagen nae 't vertreck van de Sperwer is geweest; zijnde het denzelven storm die de Trouw (over 't noorderrif stootende) mitsgaders de cleijne lootsboot ende 't gallot Ilha formosa hiervoren gementioneert, hebben aengetroffen: sulcx dat wij (God beter't) het sneuvelen van de voorn. schepen niet dan al te gewis houden. ... Met het sneuvelen van voorn. twee hechte schepen comt de Comp.e f 110.570.11.3 incoops te missen, hetwelck (God Beter't) aen desen noordcant, daer ons het ongeluck meest alle jaren treft, except de schepen ende 't costelijcke volck al wederom een grooten slag sij. (Gen. Miss. 19 Jan. 1654). [In Gen. Miss. 6 Febr. 1654 wordt ook weer van het verlies van de Sperwer gewag gemaakt]. | |||||||
7.... gelijck mede ons ontstelt heeft het verlies van het fluijtschip Smient en t'jacht de Sperwer met haer volck en ladinge soo gemeent wort vergaen en gebleven, t'welck wederom een swaeren slach voor de Compe is, evenwel als van de machtige handt Godes comende met gedult moet opgenomen worden, t' schijnt dat wij in dat stormende vaerwater die periculen jaarlijcx onderworpen zijn en te verwachten hebben; wanneer maer de winsten daer tegens naer advenant mochten wesen, soude het buijten t'verlies van de menschen noch eenichsints troostelijck sijn. UE. worden nogmaels aengemaent doch wel te letten op de moussons en de schepen niet te laet derwaerts aff te senden, alsoo ons daer uijt groote onheijlen voortcomen. (Patr. Miss. 8 Oct. 1654). 17 Juli 1637 werd trouwens reeds van Taijoan naar Firando geschreven: ‘hoe noodich vereijscht wort dat de costelijcke goederen met de eerste besendinge behoort te geschieden, connen wij wel apprehenderen omme te ontgaen de stormwinden welcke de scheepen gemeenelijck tegens ulto Julio & Augustus in 't vaerwater tusschen Taijouan en Jappan subject sijn’. Vgl. ‘in het westmousson, als het saijsoen sal weesen ver- | |||||||
[pagina 101]
| |||||||
loopen om van Batavia na Japan te kunnen seijlen dat is van half Augustij tot uito Maart.’ (Mr. P. van Dam, Beschrijvinge, Tweede Boek, Deel 1, Cap. 21 fol. 280). Intusschen is het fluijtschip Het Witte Paert behouden aangekomen: ‘Met de fluijt Witte Paert, 7 Augustus hier aengecomen, is ons wel geworden het schrijven van d'heer Gouverneur Nicolaes Verburgh gedachteekent 19 Julij.... Wij blijven verwondert over het langh achterblijven van het laest verwachtte schip [de Sperwer]’ (Nagasaki Nov. Ao 1653). | |||||||
B. Het Jacht Ouwerkerk.Het schip HollandiaGa naar voetnoot1) kwam uit het vaderland den 14en Dec. 1626 te Batavia (Dagr. Bat. bl. 299) en vertrok 12 Nov. 1627 weder van daar naar Nederland (Gen. Miss. 6 Jan. 1628). Den 3en Mei 1626 was (evenals de Hollandia onder commando van Wijbrant Schram van Enkhuizen)Ga naar voetnoot2) uitgezeild het jacht Ouwerkerk (groot 50 lasten, schipper Jouke Piers) dat 18 April 1627Ga naar voetnoot3) te Batavia aankwam (Dagr. Bat.). Onder de vlag en het commandement van Pieter Nuijts (bij Res. 30 April 1627 benoemd tot Gouverneur van Formosa), vertrokken 12 Mei 1627 van Batavia naar Taijouan, het schip Heusden en de jachten Sloten, Ouwerkerck, Queda en Cleen Heusden. (Dagr. Bat. bl. 316). Ouwerkerck kwam 23 Juni 1627 te Taijouan en had den 16en t.v. ‘een joncque ontrent 200 lasten groot, comende van SangoraGa naar voetnoot4) naer Cochin-China, soo de Chinesen seijden, ende in de riviere Chincheo [Amoij] thuis hoorende, met stijff 150 lasten peper ende partije nagelen geladen, aengehaelt, ontrent 70 Chinesen daer uijt gelicht ende 16 van sijn volck [onder wie de stuurman en zijn broeder] met noch 80 Chinesen daer in latende, met intentie om ons alles hier [Taijoan] ter handt te stellen; gemelte joncque is door storm van haer geraeckt ende tot op dato niet geparesseert, beduchtende verongeluckt is’. (Miss. Gouvr Nuijts aan Gouvr Generaal | |||||||
[pagina 102]
| |||||||
dd. 22 Juli 1627; zie ook Miss. wd Gouvr Joannes van der Hagen dd. 29 Oct. 1627). De jachten Slooten, Ouwerkerck, Cleijn Heusden en Queda werden 28 Juli 1627 van Taijoan uitgezonden om te kruisen op de Portugeesche navetten, welke - naar was bericht - voornemens waren van Macao naar Japan te zeilen. Bij Res. Taijoan dd. 12 Oct. 1627 werd besloten ‘de twee cruijssende jachten Ouwerkerck ende Cleen Heusden na de rivier van Chincheo [Amoij] te ontbieden’, terwijl bij Res. Taijoan dd. 25 Oct. 1627 o.a. wordt gezegd: ‘alhier geen behoorlijke macht (door het verdrijven van de jachten Ouwerkerck en Cleen Heusden) en zijn hebbende’. Den 29en Oct. 1627 berichtte de wd Gouvr van Taijoan naar Batavia dat ‘Ouwerkerck ende Cleen Heusden noch niet en sijn weder gekeert dat ons geen goet bedencken en geeft’. Blijkens Res. Taijouan 6 Nov. 1627 was het jacht Cleen Heusden toen te Taijouan terug; de Ouwerkerck is echter nooit weer terecht gekomen: ‘Van Teijouhan sijn uijt cruijssen gesonden, omtrent Lamo ende Pedra Branca, de jachten Ouwerkerck, Slooten, Cleen Heusden ende Queda; maer hebben gants niet verricht. t Jacht Ouwerkerck is niet weeder gekeert; van de chineesche roovers hebben verstaen dat Ouwerkerck omtrent Maccauw des nachts door eenige Portugeesche fusten overrompelt ende verbrant is; achttien coppen souden daervan gevangen, gelijck mede t' geschut becomen hebben, sijnde t' resterende volck alt'samen verongeluckt.’ (Gen. Miss. 6 Jan. 1628). ‘Het jacht Ouwerkerck is ontrent Maccau van 5 galliotten, daerop toegemaeckt, besprongen; het hadde boven los cruijt gestroeijt datals sij geentert wierden in den brant werden gesteecken, daerdoor de galliotten met verlies van veel volck mosten afleggen doch den brant gedaen zijnde ende haer zelven wat gerepareert hebbende, sijn alle gelijck hem aen boort gecomen ende soo veel volcx overgesmeeten dat sij 't selve verovert souden hebben ende alsoo Sr Ketting met haer van't quartier sprack dat alreede gegeven was, is van een Portugees doorsteecken; het ander volck dit siende, sij weder om laege gesprongen en hebben het cruijt in brant gesteecken soo datter seer veel Portugijsen sijn gebleven ende evenwel noch tusschen 20 - 30 duijtschen in Maccau gevangen gebracht. Dus vertellen't de Poortugijsen; naer ick kan bemercken is 't Jacht tegens eenich riff comen vast te sitten; sij hebben naer 't jacht verbrandt was noch eenige stucken geschuts met duijckers daerwt becoomen soo dat | |||||||
[pagina 103]
| |||||||
Jan gadt niet weijnigh roncqueert’. (Miss. Opperhoofd Firando dd. 12 Aug. 1628; Vgl. ook Dagr. Bat. 1628, bl. 389). Gouvr Pieter Nuijts (24 Juli 1627 van Taijoan naar Japan vertrokken en 3 Dec. 1627 van daar naar Taijoan teruggekeerd) schreef 16 Juni 1628 van de Stad Zeelandia aan Sr Nijenrode, Opperhoofd te Firando: ‘t Jacht Ouwerkerck met Sr Nicolaas Ketting is in een rivier verbrant en't volck in Macao gevangen, zulks dat als wij met Woerden op den 20en dag na het vertrek van costi hier quamen te arriveeren, een zeer desolaten stand en plaetze zonder eenige navale macht vonden’. (Valentijn IV, 2e stuk, 4e boek, 4e hoofdst., bl. 52. Vgl. ook Dagr. Bat. 1 Juni 1628, bl. 334 en 389). .... weshalven de schepen die van Taijouan nae Macao ordonneert, wel op hoede dienen te wezen, opdat geen affront incurreren off door branders g'abordeert worden, gelijck Ouwerkerck ao 1627 overvallen ende vernielt wierde (Miss. Regeering Batavia naar Taijoan dd. 2 Aug. 1641)Ga naar voetnoot1). ‘Sr Melchior van Santvoort [een vrij handelaar te Nagasaki] heeft desen nevensgaende brieff aen mij gesonden; is hem secretelijck behandicht door een Portugees van Maccou; daer wert seer ernstelijck antwoort van Sr van Santvoort geeijst; 't is [n.l. de schrijver van den brief] een man van 't jacht Ouwerkerck, soo do Portugees weet te seggen’. (Miss. Firando dd. 16 Nov. 1631 aan d'E Willem Jansen. Kol. Arch. no. 117 22)Ga naar voetnoot2). Onder de 47 Hollanders die werden uitgewisseld tegen Portugeesche gevangenen en 21 Mei 1632 met het schip Buren van Makasar te Batavia werden aangebracht (Gen. Miss. 1 Dec. 1632 en Miss. aan de Kamer Hoorn van denzelfden datum, Kol. Arch. No. 759) zullen ook opvarenden van de Ouwerkerck zijn geweest. (Vgl.: Dagr. Bat. 1631, bl. 13 en ‘'t Is seecker, naer dat wij uijt d'onse verstaen die in Maccao heb- | |||||||
[pagina 104]
| |||||||
ben gevangen geseten’. (Instructie voor Gouverneur Hans Putmans dd. Batavia ulto Mei 1633. Kol. Arch. VV, I). | |||||||
C. Het Quelpaert de Brack.17 Jan. 1640 uitgevaren (Uitloopboekje Kol. Arch. no. 4389); 30 Juli 1640 te Batavia aangekomen (Gen. Miss. 9 Sept. 1640); bij Res. 30 Juli en 1 Aug. 1640 bestemd voor Malacca; 5 Aug. 1640 naar Malacca. (Berigten Hist. Gen. VII (1859) bl. 29); 28 Sept. 1640 terug te Batavia (Dagr. Bat. bl. 36); 12 Oct. 1640 naar Malacca (D.B. bl. 55); 9 Nov. 1640 van daar naar Batavia (D.B. bl. 121); 17 Nov. 1640 terug te Batavia (Res. 19 Nov. 1640 en D.B. bl. 68); 1 Dec. 1640 naar Malacca (Gen. Miss. 8 Jan. 1641 en D.B. bl. 106); vóór 31 Jan. 1641 terug te Batavia (G.M. 31 Jan. 1641, vgl. D.B. bl. 165); 4 April 1641 naar Bantam (Miss. Batavia naar Bantamdd. 3 April 1641 en Dagr. Bat. 1641 bl. 233); 8 April 1641 terug te Batavia (Dagr. Bat. 1641, bl. 234 en Kol. Arch. no. 768); 15 Mei 1641 naar Taijoan (Gen. Miss. 12 Dec. 1641 en D.B. bl. 304); 21 Juni 1641 aangekomen te Taijoan (D.B. Dec. 1641 bl. 57); 24 Aug. 1641 zijn gaffel gebroken (Miss. Gouvr. Formosa 10 Sept. 1641); 11 Nov. 1641 uitgezonden om te kruisen omtrent Tonkin (D.B. 1642 bl. 124); 13 Maart 1642 terug te Batavia (D.B. bl. 124 en Gen. Miss. 12 Dec. 1642); 7 Mei 1642 over Quinam naar Taijoan (Verbael uijt d'advijsen van verscheijde quartieren gehouden bij den E. Justus Schouten en D.B. bl. 146); 3 Aug. 1642 te Taijoan aangekomen (Rapport Johan van Lingen); 11 Sept. 1642 naar Japan (Miss. Taijoan naar Batavia 5 Oct. 1642); 12 Oct. 1642 aangekomen te Nagasaki (Dagr. Jap.); 29 Oct. 1642 vertrokken van Nagasaki (D.J.); 7 Nov. 1642 terug te Taijoan; 19 Dec. 1642 naar Pangsoija op Formosa gesonden (Instructie voor den veltoverste Johannes Lamotius en Res. Zeelandia 18 Dec. 1642); 8 Jan. 1643 terug te Taijoan (Res. Zeelandia van dien datum); 21 Maart 1643 naar Toroboan op Formosa gezonden (Miss. Taijoan naar Batavia 15 Oct. 1643); 17 Mei 1643 terug te Taijoan (Id.); 24 Mei 1643 gezonden om te kruisen op Chineesche jonken (Id.); 28 Juni 1643 bezuiden Formosa (Dagr. Jan van Elseracq in 't jacht Lillo 29 Juni 1643); 24 Juli 1643 terug te Taijoan (Id.); 18 Oct. 1643 gezonden naar de Pescadores (Miss. Taijoan naar Batavia 17 Oct. 1643); 26 Oct. 1643 terug te Taijoan (Dagr. Zeelandia); 10 Nov. 1643 gezonden naar de Pescadores (D. Zeelandia); 9 Dec. 1643 naar Batavia gelargeert (Miss. Taijoan naar Batavia van dien datum); 29 Dec. 1643 aan- | |||||||
[pagina 105]
| |||||||
gekomen te Batavia (Gen. Miss. 4 Jan. 1644); 30 Jan. 1644 naar het Zuidland (Heeres, Appendix L. bl. 149); 22 Febr. 1644 bij Amboina (Id. bl. 117, Dagr. Bat. 1644 bl. 84); 27 Febr. 1644 uijt Banda genavigeert (Gen. Miss. 23 Dec. 1644); Aug. 1644 terug te Batavia (Heeres, a.v. bl. 117); 11 Oct. 1644 naar Coromandel; 22 Dec. 1644 op de Coromandelse Cust (Lijst navale macht); 12 Juli 1645 op de Custe Coromandel (Id.); 17 Dec. 1645 in Bengalen (Id.); 15 Jan. 1647 naar Bengalen (Id.); 18 Maart 1647 op de Custe Coromandel, Bengale en Pegu (Id.); 14 April 1647 a.v. (Id.). Op de lijst van de navale macht der Compagnie in Indië van 31 Dec. 1647, komt ‘de Bracq’ niet meer voor; uit den brief van de Bat. Reg. naar Coromandel ddo 10 Aug. 1648 blijkt dat dit ‘gaillot’ in de rivier de Ganges is ‘gesneuveld.’ | |||||||
Patriasche Missive, 8 Dec. 1639.Dese gaet met de schepen Sutphen, Amboina, 't jacht Ackersloot, ende het Quel de Brack van Enckhuysen gaende, op hebbende twaelff man, en gesonden wert omme een proeve daer van te nemen off soodanigh vaertuijgh de Compe op eenige vaerwaters dienstich is, en men soude mogen continueren jaarlijcx van hier soodanigen Quel te senden, waerop 't sijner tijd UE. advijs verwachten sullen. | |||||||
Generale Missive, 9 Sept. 1640.'tGaljot 't Quelpeert heeft nevens de groote schepen zee gebouwt, zal goeden dienst op 't Canael van Taijoan doen, weshalven versoecken noch twee ofte drie gelijcke maar niet van cleender charter, omme te meer goederen door 't Canael aen de schepen die onder 't noorderrif liggen, te connen brengen. | |||||||
[pagina 106]
| |||||||
In Compe van aengetogen Orangienboom, Roch ende 't Quelpeert vertreckt den Oppercoopman Carel Hartsing.... Dese meer aengetogen twee fluijtschepen met 40 ende t'Quelpeert met 12 coppen, gaen geprovideert voor 12 maenden. | |||||||
Missive Batavia naar Japan, 2 Aug. 1641.... met hope (hoewel laet in den tijt is) sulcx per 't Jacht 't Quelpaert, 't welck jongst uijt Nederlandt geseijlt, ende tot dat stormich vaerwater bequaem oordeelen, gevoechlijck geschieden can... ... Ondertusschen sal UE. meer aengetogen Quelpaert in Japan aengelandt sijnde, op stondt met Uwe advijsen van den standt derwaerts over (daer nae op 't hoochste verlangen) nae Taijouan largeeren ende laten ons verstaen, als hebben geseijt, dit vaertuijgh t'allen tijden van 'tjaer van ende uijt Japan nae Formosa de reijse sal gewinnen, dat ondersocht dient, sijnde onsen staet daeraen ten hoochsten gelegen, soo verhopen oock op ons schrijven ende versoeck d'aenstaende jaer uijt Nederlandt met twee à drie quellen versien te werden. | |||||||
Missive Taijoan naar Japan. Zeelandia, 10 Sept. 1641.... Soo als voorsz. vloote bestaande in't Jacht den Kivith, de Fluijt Castricum, 't galjot 't Quelpaert, d'Jonck Quelangh, onse groote lootsboot ende twaelff Chinese handelsjoncken op 24 der maent Augustij des morgens sijnde moij ende lieffelijck weder, als gesecht van hier nae Tamsuij omme ons g'intendeert desseijn met de hulpe van Godt almachtigh uijt te wercken... aen boort gecomen waren, is schielijck soodanigen onweer met harde regen ontstaan dat de Chinese champans daer mede wij aen boort gecomen waren | |||||||
[pagina 107]
| |||||||
in den grondt geraeckt zijn, het Quelpaert sijn gaffel gebroocken ende wij genootsaact waren met groot perijckel pr de groote lootsboot wederom, sonder ons goet voornemen noch geheel verricht te hebben, nevens voorsz. Quelpaert binnen aen't Casteel te comen. | |||||||
Missiven Batavia naar Taijouan.
| |||||||
Missiven Taijoan naar Batavia.
| |||||||
[pagina 108]
| |||||||
11 Oct. 1642.'t Quelpaert was in Japan noch niet aengelandt, met den naesten willen wij het behouden vaeren desselffs door Godes hulpe tegemoet sien. | |||||||
Dagregister Japan.1642. 11 October.... tegen den avont bequamen tijdinge dat een hollants schip buijtengaats gesien wierde, ontrent de middernacht wierden door den Gouverneur verwitticht dat een schip voort gadt van de baije was, dat twee Hollanders met twee tolcken wel derwaerts mochten laten gaen, 't welck terstont achtervolcht is geworden. 12 do. bequamen tijdinge van de tolcken die een weijnich naar middernacht weder van boort quamen en onse nederlanders daar gelaten hadden, dat een vaertuijgh van advijs alleen was, inhebbende niet meer als 34 canassers bogij zijde en 4 kassen met pangsis, en dat het principaelste was de fortresse Quelangh op 't noord eijnde van Formosa gelegen, bij d'onse door Godes zegen de Castilianen ontweldicht ende onder onsen staet en gehoorsaemheijt was gebracht. Op de namiddagh quam voorn. vaertuijgh wesende het Quelpaert de Brack op de reede tot voor de stadt en bequamen de Hollantsche brieven, daardoor van de gelegentheijt van 't overgaen van Quelangh breeder onderrichtinge bequamen. 13en do. is het Quelpaert gelost... de coopmanschappen van 't Quelpaert voornoempt hebben voor de hand gebracht en in behoorlijcke partijen gesorteerd.... 14en do., opheeden de goederen met 't Quelpaert aangecomen op gewoonelijcke wijse laten besichtigen voor den middagh en terstont na den eeten tot goeden prijse vercocht en metterhaest zonder vertoeven al op stont uijtgelevert. 27en do. gelaste den Gouverneur Sabroseijmondonne, alsoo nieusgierigh was, dat men 't Quel de Brack eens souden laeten onder zeijl comen en gins ende weder laveeren, dicht bij de wint daar de Japanders zeer in verwondert waren; ondertusschen wert het laeste goet aan boort gebracht. 29en do. des morgens naedat afscheijt van de tolcken en huijswaerden als andere bekende vrunden genomen hadde, zijn geinbercqueert en nevens de bongcoijs aan 't fluijtschip de Zaijer en de Brack gevaeren, omme aldaer het volck te tellen, naar gewoonte te visiteeren en ons afscheijt te geven; den Almogende geve spoedigh ter gedestineerde plaetze in salvo mogen arriveeren Amen. | |||||||
[pagina 109]
| |||||||
29 October. Op heden is den E. Jan van Elseracq gewesen Opperhooft over's Compagnies's ganschen ommeslach alhier met het fluijtschip de Zaijer bij sich hebbende het galioot 't Quel de Brack van hier naar Taijouan vertrokken. | |||||||
Missive Taijoan naar Batavia, 16 Nov. 1642.... Soo paresseert op 6en deser alhier Godt sij gedanckt met 't fluijtschip den Zaijer (inhebbende in comptanten ende andere coopmanschappen een cargasoen ter monture van f 311016.11.14) de oppercoopman Jan van Elseracq uijt Japan, ons rapporteerende hoe op 29en October uijt Nangasacquij in Compe van 't Quelpaert de Brack (dat aldaer den 12en October passado behouden was aengelandt) waeren gescheijden, doch dat in zee daer van door hardt weer was geraeckt ende vertrouwende een dach ofte twee daer aen hier te verschijnen stonde, gelijck oock den 7en dito hier arriveerden. T'cargasoen dat daer mede van hier derwaerts geschickt was, hadde wel gerespondeert, ende was daerop noch f 13919.19 geprofiteert, 't welck voortreffelijcke winsten sijn... De besendinge van voorsz. galjot heeft niet alleen dese proffijten bevaeren maer heeft oock de novos van Quelangh's bemachtinge aldaer gebracht, veel goets (soo ons den E. Elseracq voornt relateert) int bevoirderen van Comps saecken veroorsaeckt, sijnde de Japanders soo hun thoonden, ten hoochsten over dese victorie verheucht. | |||||||
Generale Missive, 12 Dec. 1642.Omme d'overwinningh der Castiliaense vestingh op Kelangh de Japanse Regenten te cundigen, alsoo seecker g'opineert wert, 't selve den Keijser soude aengenaem wesen, is den 11en September passado van Taijouan nae Nangasacqui affgesonden 't Quel de Brack...; met de jonghste advijsen uijt Japan sijnde 10 October wierd d' Quel daer noch niet vernomen, vertrouwen cort daer aen, ende voor den Oppercoopman Elseracq vertreck dat ulto do soude sijn, geparesseert sal wesen ende verhoopen met die van Taijouan, als geseijt, het den Japanderen een aengename tijdingh wesen sal, alsoo op den Castiliaen ende Portugees seer verbittert sijn.....
Soo desen voornamen aff te brecken, verschijnt alhier den 8en deser uijt Taijouan t' Jacht Ackerslooth 16 passado van daer gescheijden met t'Opperhooft van Comps Commercie in Japan Johan van Elseracq, den 29en October met den Saijer ende t' Quel de Brack uijt Nangasackqijs baij vertrocken, den 6en en 7en November salvo in Taijouan aengelandt, medebrengende ten | |||||||
[pagina 110]
| |||||||
principalen in silver een retour van f 311016.11.14- den 12en October arriveerde t'Quel in Japan, zijnde een maent op den wegen geweest dat in die tijt cort geseijlt is; de veroveringh van Kelangh scheen de Regenten van Nangasacqui ten hoogsten aengenaem, sulx oock dat den Gouvr Sabroseijmondonne, nae sich wel g'informeert hadde, twee dagen nae t'galjots arrivement de Rijx-Raden in Jedo pr expresse de gemelte veroveringh dede aencundigen ende wort te meer estime van ons gemaekt, soo dat besluijten de dempingh der Spangeaarden hun ten hoogsten aengenaem zij.
Instructie voor den veltoversten Johannes Lamotius. ... Op morgen vrough sal VE. sich met de voorgementioneerte macht in de jachten Wakende Boeij, Nachtegael, t' Quelpaert de Brack ende groote lootsboot onder seijl begeven... naar Panghsoija [op Formosa]. (Zeelandia, 18 Dec. 1642). | |||||||
Resolutie Zeelandia, 8 Jan. 1643.... den E. veltoverste Johannes Lamotius met de bijhebbende crijgsmacht op 3en stantij... (na verrichtinge sijner saecke...) alhier wederom geretourneert....Ga naar voetnoot1) | |||||||
Missiven Taijoan naar Batavia.
| |||||||
[pagina 111]
| |||||||
17 Oct. 1643.... waarover te rade wierden ende resolveerden noch morgen met den dage het Quel de Brack ende de joncke de Hoope naar Pehouw te largeeren [waar de fluit 't Vliegende Hart op het Roovers-eiland was gesneuveld]. | |||||||
19 Nov. 1643.Met t' Quel de Brack dat soo om voorsz. onse missive van de 17en October aent schip de Salamander te brengen als om't gesalveerde volck van 't verongeluckte Vliegende Hardt van't Roovers Eijlandt herwaerts te haelen, derwaerts gesonden, is ons voorsz. volck, bestaende in 32 coppen, bevoorens al met een visschersjonckje in de Pescadores gecomen sijnde, wel toegecomen. | |||||||
't Quel de Brack:18 Oct. 1643 naar de Pescadores 26 Oct. 1643 terug van de Pescadores 10 Nov. 1643 vertreck van voorsz. Quel naer de Pescadores. (Dagr. Zeelandia). 11 October 1643 was ‘de quel’ te Taijoan en verleende hulp bij het binnenkomen in het Kanaal aan de uit Japan gekomen schepen Swaen en Lillo (Dagr. Zeelandia en Miss. 19 Nov. 1643). | |||||||
Missive Taijoan naar Batavia, 9 Dec. 1643.'t Quel de Brack dat vermits seer swaer ende diepgaende is ende bij de zeevaerende luijden dierhalven alhier ondienstig geoordeelt werdt, hebben soo ten aensien van sulcx als omdat seer swack is, ende alhier geenen nutten dienst meer can doen, oock naer eijsch niet en connen vertimmeren, met t' jacht de Vos nae costij gelargeert opdat aldaer nae behooren mach versien werden. | |||||||
Missive Batavia naar Taijoan, 2 Mei 1644.Vele van de ervarendste ende costij bedreven zeeluijden sustineren de quellen vrij dienstiger als de boots die eijscht. Wij vermercken sich op vele saken daer van geen experientie hebt, seer qualijck laet informeren ende vertrouwen; die costij tot d'equipagie wort gebruijckt cleen verstant heeft, | |||||||
[pagina 112]
| |||||||
't blijckt daer uijt UE. ons aenschrijfft 't Quel de Bracq costij ondienstigh ende oock geheel uijtgevaren te sijn, dat hier geheel anders is bevonden en costij soo wel als hier hadde connen vertimmert worden, d'Quel is tot ontdecking van't Suijtlant vertrocken. | |||||||
D. Het Schip de Hond.‘De Hond’ was oorspronkelijk een Engelsch schip dat 3 Jan. 1619 op de reede van Jacatra lag (J.W. IJzerman, Over de belegering van het fort Jacatra, Bijdr. Kon. Inst., deel 73, bl. 605) en 26 Juli 1619 door een Nederlandsch eskader onder Hendrik Janszoon op de reede van Patani werd veroverd, waarbij o.a. John Jourdain werd doodgeschoten (Gen. Miss. 22 Jan. 1620; The Journal of John Jourdain, Introduction LXXII en Appendix F, en Diary of Richard Cocks, II, 305). De volgende berichten hebben betrekking op ‘de Hond’ nadat die in onze handen was geraakt: ‘Eenige.... sijn soo leck dat men se qualijck boven water can houden ende in hol water niet gebruijcken mach als namentlijck... den Hont. (Gen. Miss. 22 Jan. 1620). Komt 17 Maart 1620 te Jacatra (J. Psz. Coen. Uitg. H.T. Colenbrander, dl. II, 1920, bl. 663 en 665); naar Amboijna en Banda (Gen. Miss. 11 Mei 1620 en 31 Juli 1620): ‘Het schip de Nieuwe Maen ende de Hondt heeft sijn E. [Houtman] daer [in de Molucques] gelaeten’ (G.M. 26 Oct. 1620). - ‘Generael Coen [is] den 24 Junij... van Amboijna vertrocken... 't jacht de Hondt in Amboijna latende om verdubbelt ende na Taliabo om sagu gesonden te werden’ (Gen. Miss. 16 Nov. 1621). - ‘De Hondt wert nieuws in Amboijna verdubbelt ende is van seer cleene waerde’. (Gen. Miss. 16 Nov. 1621). In Malaijo werd 22 Sept. 1621 vastgesteld eene ‘Instructie voor Christiaen Franszen, Opper-Coopman gaende met het schip de Hondt naer Mindanao’.- ‘'t Jacht de Hondt is in Mindanao geweest... D'onse zijn van daer gekeert sonder iets te verrichten’ (Gen. Miss. 6 Sept. 1622). - ‘Den 20en Dec. 1621 kwam Francx te Ternate terug... Reeds den 9en Febr. 1622 vertrok Christian Francx weder met de Maan en de Hond’ (Van Dijk, Neerland's vroegste betrekkingen enz. bl. 250). -... ‘de Maen ende de Hondt die d'heer Houtman van de Molluques na Cabo de Spirito Sancto gesonden heeft, met ordre dat van daer na de Custe van China loopen’ (Gen. Miss. | |||||||
[pagina 113]
| |||||||
6 Sept. 1622). - ‘De schepen de Maen ende den Hont welcke de Heer Houtman naer Cabo Spiritu Sancto gesondert hadde om op 't silver schip van Nova Spaignen te passen, sijn sonder ijets verricht te hebben op den hals in Japan gecomen door ouderdom ende onbequaemheijt daer aen de wal geleijt’ (Gen. Miss. primo Febr. 1623). - ‘De twee schepen de Maen ende de Hondt door d'heer Houtman van de Moluques naer Cabo Spirito Sancto gesonden, daeromtrent in 't holle water comende, wierden soo leck dat beijde in groten noodt van sincken geraeckten ende gedwongen werden naer Firando te lopen, alwaer op de pomp wel aengecomen sijn, naerdat de Hondt op Corea gedoolt ende daer tegen 36 oorloghsjoncken geslagen hadde. Den raedt had voorgenomen dese twee schepen naar Pehou te senden, maer alsoo in de haven van Coetche aen de gront waeijden, wierd de Maan lecker en borst de Hondt, waerover beijde aldaer gesleten sijn’ (Gen. Miss. 20 Juni 1623). Uit Camps'Ga naar voetnoot1) brieven van 18 Sept. en 27 Oct. 1622 blijkt dat de Hond tusschen die data is gesloopt. - ‘As alsoe, in the same storme [tusschen 9 en 19 Sept. 1622 O.S.] the Hollanders had other 2 shipps cast away in the roade of Cochie at Firando, the one called the Moone, a shipp of 7 or 800 tonns, and the other, the Hownd, an English shipp in tymes past’. Firando 14 Nov. 1622 (Diary of Richard Cocks, II, bl. 336). |
|