't Gereformeert gezangboek over de voornaamste gevallen en waarheden van 't Christendom
(1712)–François Halma–Op de zangwyze van de X geboden. P.40.![]() O Heer, myn Godt, 't ben door 't geweeten
Van duizent zonden overreedt,
Wanneer ik heb myn' pligt vergeeten,
Of ydelyk myn' tyt besteedt.
2 Door boosheit heb ik quaat bedreven,
Daar ik de schriklykheit van ken:
Dies moet ik voor uw vierschaar beeven,
Als die een schuldig zondaar ben.
| |
[pagina 65]
| |
Maar, Heer, ik bid u om genade.
Gy wilt niet dat de zondaar sterft,
Maar u aanzoeke vroeg en spade,
En zoo de zaligheit verwerft.
4 Gy eischt bekeeringe ten leven,
En uwe vrees in 't zondig hart:
Wil my dan, Heer, bekeering geeven,
En heel myn droeve zielesmart.
5 Ik weet dat alles my komt nooden,
Opdat ik spoedig my bekeer',
De stem van uwe Hemelbooden,
De doodt, en hel, uw gunst, en eer:
6 Het oordeel, en uw strenge wraake,
Uw liefd' en onwaardeerbaar goedt;
Opdat de zondaar u genaake
In Iesus dierbaar offerbloet.
7 Maar, och! ik heb geen acht geslagen
Op uw beloften in uw woordt,
En uw kastyding niet verdraagen,
Tot myn bekeering, als 't behoort.
8 Myn hart is harder dan de steenen,
En schept vermaak in misbedryf;
't Wil niet dan naar het aardsche heenen:
Breek dan dit hart, zoo hard en styf.
9 Vergeef, o Heer, zyt my genadig,
Alleen om myn Verlossers wil;
Toon dat gy zyt aan my weldadig,
En maak myn ziel gerust en stil.
10 Ik neem myn toevlucht tot den Heere,
Den Heilant, die myn ziel behoudt,
Opdat hy 't misdryf van my weere,
Naardien myn ziel op hem betrouwt.
11 Druk uwe vrees in myn gedachten,
Drukz' in myn ziel en zwak gemoedt.
Doe my uw hoog bevel betrachten,
En schenk my uw' genadevloedt.
12 O Heer, en Schepper aller dingen!
| |
[pagina 66]
| |
O welbron van des menschen heil!
Voer my op tot de hemelingen,
Verheerlykt boven maat en peil!
|
|