't Gereformeert gezangboek over de voornaamste gevallen en waarheden van 't Christendom
(1712)–François Halma– AuteursrechtvrijOp de zangwyze van den XXIV.Ps. P.69.Wanneer de Heer was opgestaan,
En praalde met de zegevaan,
Bekleedt, als Koning, van den Vader
Met majesteit en eeuwig eer,
Zondt hy, tot staving zyner leer,
Zyn' Geest uit zyne zegenader.
2 Hy zondt den Heilgen Geest omlaag,
By eenen storm en onweersvlaag,
| |
[pagina 46]
| |
Om alles door zyn kracht te roeren:
Hy zondt hem op d' Apostelschaar,
Voor yders oog in 't openbaar,
Om lasterzucht den mondt te snoeren.
3 In eendracht waren zy byeen,
Wanneer de Trooster hun verscheen,
Die hen zou in de waarheit leiden;
De waardste en grooste liefdeblyk
Van Iesus uit zyn Vaders ryk,
Dien zy met lydtzaamheit verbeidden.
4 Zy wachten 't zamen op dit feest
De komste van den Heilgen Geest,
Met zyne Goddelyke straalen;
Zy zyn te zamen in 't gebedt,
Als Godt den hemel openzet,
En hem met kracht laat nederdaalen.
5 Zy staan, schoon wachtende, verbaast
Voor deezen windt, die huilt en blaast,
Als door geperste lucht gedreven:
Doch na dit bulderend getier,
Zoo zien zy tongen als van vier
Als op hun kleederen geweeven.
6 Die vierge tongen zyn verdeelt,
Waardoor de taalen zyn verbeeldt
Om alle volken 't onderwyzen:
Waarna deez' arme visschers hoop,
Dien nimmer lust tot taal bekroop,
Hierin beschaamt de kloekste Wyzen.
I. Ruste.
7 Zy spreeken tot verwondering,
Als nimmer sprak een sterveling,
Van 's Heeren groote wonderwerken.
Zy toonen door dit hemelsch licht,
Hoe Godt zyn Kerk op aarde sticht,
Om 't eeuwig heilverbondt te sterken.
| |
[pagina 47]
| |
8 Doch spotters lachen met dit woordt,
Waaropmen ook hun lastren hoort,
Datz' in den uchtend zyn beschonken:
Maar Petrus stuit dien valschen waan,
Als hy, met d' andren opgestaan,
Toont datz' uitzinnig zyn, noch dronken.
9 Hoort, mannen broeders, naar myn reen,
(Zegt hy) 'k zal u de zaak ontleen;
Let maar aandachtig op myn leering:
Al 't geen in u verwondring baart;
Heeft Godt zelf duidelyk verklaart,
In Ioëls klaare profeteering.
10 Ik zal (spreekt Godt tot Israël)
Als uit een volle waterwel
Op alle vleesch myn' Geest uitgieten.
Zoodat elk die zich tot my wendt,
En my in mynen Zoon erkent,
Zal myne zaligheit genieten.
11 Dit allerwonderlykst geval,
Waarvan men altoos spreeken zal,
Komt dees belofte krachtig staaven.
De Heer heeft ons op deezen dag,
Wiens wederga men nimmer zag,
Vervult met zyne hemelgaven.
12 Hy heeft ons met zyn' Geest vervult,
En tot zyn Koningkryk gehuldt,
Om alle volkeren te leeren:
Dat Iesus, dien gy hebt veracht,
En smaadelyk ter doodt gebragt,
Herleeft, en heerscht als Heer der heeren.
II. Ruste.
13 Die Heer van hemel en van aard',
Dien gy voor 't kruis niet hebt gespaart,
Heeft 's doodts gewelt en magt verbroken.
Nu buigt het alles onder hem,
| |
[pagina 48]
| |
Als die door d' Evangelistem
De zegevaan heeft opgestoken.
14 O, Mannen broeders, geeft gehoor,
Hy heerscht in 't Cherubynenkoor,
Als Koning, dien de Geesten eeren.
Hy leeft nu in all' eeuwigheit,
Bekleedt met eer en majesteit.
Om zyne Kerke te regeeren.
15 Gansch Israël aanbidde hem
Van verr' en in Ierusalem,
Als Heer, en Heilant van de wereldt;
Den Christus, Abraham belooft,
Der volken heil en Opperhoofdt,
Met onvergangbaar' eer beperelt.
16 Dit woordt dringt hen tot in het hart,
Dies wordenze door vrees benart,
En vraagen t' zamen: Mannen broeders,
Wat moet 'er van ons zyn verricht?
Wy staan verbaast voor dit gezicht;
Dies leert het ons als Zielenhoeders.
17 Wat offer moeten wy toch doen,
Dat onze schuldt by Godt verzoen',
En wy des hemels straf niet smaaken?
Toen zeide Petrus, vol van vier;
Godt eischt van u geen offerdier,
Maar hem in waar geloof te naaken.
18 Bekeert u van uw zondig quaat,
Naardien de deur u open staat,
Waar door gy kond vergeeving krygen.
Wordt dan in 's Heeren naam gedoopt,
En, door zyn liefd' en gunst genoopt,
Zoekt tot hem hemelwaarts te stygen.
19 Verwacht zoo Godts barmhartigheit,
U en uw kindren toegezeit;
Zyn Geest zal op u nederschieten.
Hy zal u drenken aan den vloedt
| |
[pagina 49]
| |
Van zyn gena; en 't zalig goedt
Zult gy in eeuwigheit genieten.
|
|