Noch een krachtigh Gebedt omtrent het Nachtmael des Heeren te gebruycken.
O Mijn Godt ende Vader, ik heb uw barmhertigheyt bevonden in den gantschen loop mijns levens, maer insonderheyt doen gy my gaeft de kennisse uwer waerheyd ende mijner saligheyt. Ende nu tegenwoordigh, Heere, gy hebt my gepresenteert Jesum Christum, geheel met alle sijne weldaden. Nadien gy dan, O God mijner saligheyd, wilt dat ick u Woort gehoorsame, en my aen uwe tafel voege, soo en laet doch niet toe dattet zy tot mijner verdoemenis. Maer, o mijn goede Godt, dat zy verre dat ick daer voor vreese, want gy hebt mijn herte geraeckt met ernstig leetwesen; Ick gevoel oock wel dat gy my selver uwe hand geeft, om huyden d'Autheur mijner saligheyd t'ontfangen: O geluckige dag, op den welcken ick voor u betuyge dat ick mijn sonde vervloeke, mijn ongerechtigheyt versake, om toegelaten te werden tot de gemeenschap des Sacraments, van dat nieuwe genaden verbont; goede Godt geeft my nu de genade, om de doot mijnes Saligmakers te verkondigen: Geeft dat ik in sijn lijden bevinde, hoe groot dat uw gramschap was, hoe streng uwe rechtveerdigheydt tegen onse sonden, nademael dat gy om die te verdelgen, u eygen Sone niet en hebt gespaert. Geeft oock dat ick erkenne u oneyndelicke barmhertigheydt tegen ons, nadien gy voor ons, uwe vyanden, in den dood gegeven hebt, dien rechtveerdigen, uwen eengebooren. Maer Heere, geeft my oock, dat ick my verwondere over de onvergelijckelicke liefde, die u Sone my toedraegt, nadien hy op hem geladen heeft, beyde mijne sonden, ende uwen toorn, om hem selven my te schencken tot een spijse des eeuwigen levens: Och ! hoe wonderbaerlick zijt gy in uw goederen, nadien gy huyden, door Heylige sichtbaerlicke tekenen, mijn blijdtschap wilt vermeeren, en mijn oogen doen sien u Hemelsche ende onsichtbare genade: tegenwoordig hebt gy mijn gegeven een seker pant mijner vereeninge met Jesu Christo, en door hem met u, O mijn Vader, als oock met uwen H. Geest. Nu sal ick versekert zijn dat Christus in my is, ende ick in hem, O uytnemende vereeninge, by aldien het soo is dat ick vreede met u heb, dat Jesus Christus alle mijne quaelen op hem neemt: Dat hy my alle sijne goederen geeft, dat hy my door sijnen H. Geest levendigh maeckt, dat ick vereenight ben met alle geloovigen, dat geen dingh my sal scheyden van uwe liefde, dat niemand my sal trecken uyt de handen mijns salighmakers, nochte uyt het midden sijner Kercke. Ick en vrees dan mijne sonden niet, want siet hier het bloed mijns Saligmakers datse uytwist, nochte u gramschap, want siet hier den zegel mijner versoeninge met u, noch den duyvel, want siet hier Christum die hem heeft verwonnen, noch de doodt, want ick ontfangen hebbe het Sacrament des eeuwigen levens. Huyden is my de belofte gedaen, ende het zegel my geschoncken, dat de Hemelen my geopent zijn, dat mijn wooninge sal wesen in 't Huys Godts eeuwighlick; doch Heere vermeert mijn geloof, Heere verheft mijn herte tot u, geef