Het Avondt Gebedt.
O Barmhertige Godt, eeuwigh licht schijnende in de duysternisse, gy die verdrijft de nacht der sonden, ende alle blintheydt des herten: Nadien gy de nacht verordineert hebt om te rusten, gelijck de dag om te arbeyden; Wy bidden u, geeft dat onse lichamen in vrede en in stilheyd rusten, op datse daer na bequaem zijn mogen te lijden den arbeyt diese dragen moeten. Matigt onsen slaep, dat die niet onordentelick en zy, op dat wy aen lijf ende ziele onbevleckt mogen blijven, Ja dat onse slaep selfs geschiede tot uwer eeren. Verligt de oogen onses verstants, dat wy in den doodt niet en ontslapen, maer altijt verwachten op onse verlossinge uyt dese elendigheyt. Beschermt ons oock voor alle aenvechtinge des duyvels, ons in u heylig geleyt nemende. Ende hoewel wy desen dag niet toegebracht en hebben, sonder tegen u grootelicks gesondight te hebben: Wy bidden u, wilt onse sonden bedecken door uwe barmhertigheydt, gelijck gy alle dingen op aerden met de duysternisse des nachts bedeckt, op dat wy daerom van uw aenschijn niet verstoten werden. Geeft oock rust ende troost alle krancken, bedroefde ende aengevochtenen herten, door onsen Heere Jesum Christum, die ons alsoo heeft leeren bidden:
Onse Vader, &c.