Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
(1707)–François Halma– Auteursrechtvrij
Dat Eerste deel:
| |
3. Sondagh.6 Vra. Heeft dan Godt den mensche alsoo boos ende verkeert geschapen ? Ant. Neen hy: Ga naar margenoota Maer Godt heeft den mensche goed, ende na sijn evenbeeld geschapen Ga naar margenootb, dat is in ware gerechtigheyd ende heyligheyd, op dat hy God sijnen Schepper recht kennen, hem van herten lief hebben, ende met hem in de eeuwige saligheyd le- | |
[pagina (2)]
| |
ven soude, hem te loven ende te prijsen. Ga naar margenootc 7 Vra. Van waer komt dan sulken verdorven aerd des menschen ? Ant. Uyt den val ende ongehoorsaemheydt onser eerster Voor-ouderen, Adams ende Eve in't Paradijs Ga naar margenootd, daer onse nature alsoo is verdorven geworden, dat wy alle in sonden ontfangen ende geboren worden. Ga naar margenoote 8 Vra. Maer zijn wy alsoo verdorven, dat wy gantschelick onbequaem zijn tot eenigen goede, ende geneyght tot allen quade ? Antw. Ja wy Ga naar margenootf: 't En zy dan dat wy door den Geest Godts wedergeboren werden. Ga naar margenootg | |
4. Sondagh.9 Vra. Doet dan Godt den mensche geen onrecht, dat hy in sijne Wet van hem eyschet, dat hy niet doen en kan ? Ant. Neen hy Ga naar margenoota: Want Godt heeft den mensche alsoo geschapen dat hy dat konde doen Ga naar margenootb, maer de mensche heeft hem selven, ende alle sijne nakomelingen, door het ingeven des Duyvels Ga naar margenootc, ende door moetwillige ongehoorsaemheyd, der selven gaven berooft. Ga naar margenootd 10 Vra. Wil Godt sulcke ongehoorsaemheyd ende afval ongestraft laten ? Antw. Neen hy geensins: Maer hy vertoornt hem schrickelick Ga naar margenoote, beyde over de aengeborene Ga naar margenootf ende wercklicke sonden Ga naar margenootg, ende wil die door een rechtveerdigh oordeel, tijdelick ende eeuwighlick straffen, alsoo hy gesproken heeft: Ga naar margenooth Vervlokeckt zy een yegelick die niet en blijft in al datter geschreven is in 't Boeck des Wets, dat hy dat doe. 11 Vra. Is dan Godt oock niet barmhertigh ? Ant. Godt is wel barmhertigh Ga naar margenooti, maer hy is oock rechtveerdigh Ga naar margenootk, daerom soo eyscht sijne gerechtigheyd, dat de sonde, welcke tegen de alderhooghste Majesteyt Godts gedaen is, ook met der hoogste, dat is, met de eeuwige straffe aen lijf ende ziele gestraft werde. Ga naar margenootl |
|