Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
(1707)–François Halma– AuteursrechtvrijDe Cxxx Psalm. Ga naar margenoot+
IK roep tot u, ô Heere, Ga naar margenoot+
Uit myne diepe elendt,
Opdat uw goedheit keere
Myn lyden, zonder endt.
O Heer, hoor ik naar myn klagten, Ga naar margenoot+
En merk op myne stem,
Kom myne smart verzagten,
Want ik zit in de klem.
2 Zoo gy, ô Heer, de zonden, Ga naar margenoot+
En 't misdryf gade slaat;
Waar wordt de mensch gevonden
Die voor uw recht bestaat ?
Maar by u is vergeving, Ga naar margenoot+
Opdat gy wordt gevreest:
Diesge onze wederstreving
| |
[pagina 476]
| |
Verschoont en ook geneest.
Ga naar margenoot+3 Ik zal den Heer verwachten,
Myn ziel wacht met gedult,
Vol hoope in haar gedachten,
Tot hy zyn woordt vervult.
Ga naar margenoot+'k Verwacht met al myn harte
Den Heer, meer dan de wacht
Het morgenlicht met smarte
Verwacht, na droeven nacht.
Ga naar margenoot+4 Laat Israël dan hoopen
Op Godt; want by den Heer
Staat steedts de heildeur open,
Vol liefde, t'zyner eer.
Ga naar margenoot+Hy zal zyn Isrel slaaken,
Zyn volk dat hem verbeidt,
Uit 's doodts gewelt en kaaken,
En ongerechtigheit.
Ga naar margenoot+De Cxxxj Psalm. Stem Ps. 100 | |
[pagina 477]
| |
Noch wandelde immer in het geen
Voor my te groot en wonder scheen.
2 Zoo ik myn ziel niet heb gezet, Ga naar margenoot+
En stil gehouden, naar uw wet,
Gelyk een kindt dat wordt gespeent,
En om zyn moeders borsten weent !
3 Myn ziel is in my als een kindt,
Nu eerst gespeent, dat zich verwint,
En zich gelaaten toont en stil,
Als buigzaam voor een hooger wil.
4 Dat Israël zyn hoope stel Ga naar margenoot+
Op Godt met ons, Emmanuel;
Den Heer, die 't heil ons heeft bereidt
Van nu tot in der eeuwigheit.
|
|