Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
(1707)–François Halma– AuteursrechtvrijDe Cxxiij Psalm. Ga naar margenoot+
IK hef tot u myn oogen naar omhoog, Ga naar margenoot+
Die zit in 's hemels boog.
Gelyk een knecht, wanneer hem 't quaadt
| |
[pagina 466]
| |
komt deeren,
Ga naar margenoot+Ziet op de handt zyns Heeren:
Gelyk 't gezicht der dienstmaagdt t'allen dagen
Is op haar vrou geslagen:
Alzoo zien ook onze oogen op den Heer,
Opdat hy 't lyden keer'.
Ga naar margenoot+2 Zyt ons, ô Heer, genadig, naar uw woordt,
In 't lyden schier gesmoort.
O Godt, wees ons genadig tot verzagting,
Want wy zyn in verachting.
Ga naar margenoot+Ja, onze ziel is zat van schimp en smaaden,
Waarmeêze is overlaaden:
Z'is veel te zat van bitschen hoon en spot
Van 't evelmoedig rot.
Ga naar margenoot+De Cxxiv Psalm.
Ga naar margenoot+TEn waar de Heer, die by ons is geweest,
Zegge Israël, het krachtig had belet;
Ten waar de Heer zich voor ons had gezet,
Ga naar margenoot+Wanneer wy, voor der menschen magt bevreest,
Verschrikten, en zyn handt ons had geredt;
| |
[pagina 467]
| |
2 Zy hadden ons verslonden naar hun lust, Ga naar margenoot+
Zelf levendig, wanneer hun gramschapsgloedt
Was tegen ons ontsteeken in 't gemoedt.
Het water had ons levenslicht gebluscht; Ga naar margenoot+
En onze ziel gestolpt in zynen vloedt.
3 De waterkolk, zoo vreesselyk van kracht, Ga naar margenoot+
Ware over ons en onze ziel gegaan.
Godt zy gelooft dat wy niet zyn verdaan, Ga naar margenoot+
Noch smadig in hun tanden zyn gebragt,
Tot eenen roof, maar heden noch bestaan.
4 Heer, onze ziel is uit den strik geraakt, Ga naar margenoot+
Gelykmen ziet een' vogel, die, beknelt,
Den strik ontkomt en 's vogelaars gewelt.
Wy zyn alleen door 's Heeren hulp geslaakt, Ga naar margenoot+
Die 't aardryk en den hemel heeft gemaakt.
|
|