Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
(1707)–François Halma– Auteursrechtvrij
[pagina 262]
| |
De lxxvj Psalm. Stem Ps. 30Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+IN Juda is Godt wel bekent,
Zyn naam is groot in Israël,
Ga naar margenoot+Zyn volk, dat hy zyn bystant zendt.
In Salem klinkt gezang en spel,
Ga naar margenoot+Als in zyn hutte, tot betoning
Van eere: in Sion is zyn woning.
Ga naar margenoot+2 Daar heeft hy door zyn groote magt
De vierge pylen van den boog
Gebroken, met der schilden kracht,
Het zwaardt, en 't oorlog, van omhoog.
Ga naar margenoot+Gy zyt doorluchter dan de bergen
Van roof, die uwe hoogheit tergen.
Ga naar margenoot+3 Daar zyn de stouten zelfs berooft,
Die sluimerden in diepen slaap,
De moedt der dappren wierdt gedooft;
(De leen scheen zelf een weerloos schaap.)
Ga naar margenoot+O Jakobs Godt, men zag de velden
Toen rooken van uw toornig schelden.
4 Men zag den wagen en het paardt
| |
[pagina 263]
| |
Verlemt. gy zyt, bestuuwt met licht, Ga naar margenoot+
Heel vreeslyk; yder is vervaart
Voor uwen toorn. uw aangezicht
Doet alles voor uw gramschap beeven:
Want wie zal voor u staan en leeven ?
5 Gy zondt een oordeel naar omlaag Ga naar margenoot+
Uit 's hemels boog: dat d'aarde werdt,
Als gy haar toezondt plaag op plaag,
Bevreest en stil, door d'oorlogs smert. Ga naar margenoot+
Wanneer Godt opstont om de vryden
't Zagtmoedig volk der aarde, in lyden
6 Want 's menschen grimmigheit zal u Ga naar margenoot+
Heel loflyk maaken en geëert.
Terwyl uw gramschapsfabel nu,
Van 't overblyfzel, 't al verteert;
Dien gy ter wraak hebt aangebonden,
En ons ter hulpe toegezonden.
7 Belooft geloften aan den Heer, Ga naar margenoot+
Betaaltze ook trou, al die rontom
Hem zyt; opdatmen Godt vereer',
| |
[pagina 264]
| |
Die vreeslyk is in 't heiligdom.
Ga naar margenoot+Hy snydt de Vorsten af als druiven,
En doet de Koningen verstuiven.
|
|