Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
(1707)–François Halma– Auteursrechtvrij
[pagina 208]
| |
De lxiv Psalm. Stem Ps. 5.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+O Godt, hoor myne stemme, klagtig
Van wegen 's vyandts laage en strik;
Ga naar margenoot+Behoedt myn leven voor zyn' schrik:
O Heer, die groot zyt en almagtig,
Wees myns gedachtig.
Ga naar margenoot+2 Verberg my voor den raadt der boozen,
In stilheit tegen my gesmeedt;
Schut my voor oproers wapenkreet
Der vloekverwanten en godtloozen,
Tot quaat gekoozen.
Ga naar margenoot+3 Die hunne tonge als zwaarden scherpen,
Tot onderdrukkinge en bedrog;
Hun woordt, als giftig adderspog,
Is bitter, fel als 't snorrend snerpen
Der pyle in 't werpen:
Ga naar margenoot+4 Opdat ze den oprechten schieten,
Die zich verborgen houdt, vol vrees:
Zy rekken hunnen booge en pees,
Opdatze onschuldig bloet vergieten,
| |
[pagina 209]
| |
En laaten vlieten.
5 Zy vreesen niet, maar zy versterken Ga naar margenoot+
Zichzelven in een booze zaak;
Zy houden onderlinge spraak
Van strikken, die men niet kan merken,
Om quaat te werken.
Ruste.
6 Zy zyn vol list en slinksche streeken, Ga naar margenoot+
En schalkheit, die zy tot den grondt
Doorzoeken. 't hart smeedt vondt op vondt;
Opdatze als in den boezem breeken,
Om elk te steeken.
7 Maar Godt heeft zynen boog gespannen, Ga naar margenoot+
En zal ze treffen met een schicht,
Hun plaagen zyn voor hen gericht:
Waardoor Godt hen, als aartstyrannen,
Flux zal verbannen.
8 Zy zullen door de tonge aanstooten, Ga naar margenoot+
Dat zelf hun eere in 't voetzant raakt.
Elk, als des hemels wraak genaakt,
| |
[pagina 210]
| |
Zal vluchten voor de vloekgenooten,
Uit schand' gesproten.
Ga naar margenoot+9 Maar alle menschen zullen vreezen,
En melden 's Heeren wonderwerk;
Opdatmen met het harte merk
Op 's hemels gunste, aan ons bewezen,
Van elk geprezen.
Ga naar margenoot+10 't Rechtvaardig volk zal zich verblyden
In Godt, 't betrouwen van zyn hart:
D'oprechte, ontheft van alle smart,
Zal zich beroemen t'allen tyden,
Zich aan hem wyden.
|
|