Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
(1707)–François Halma– AuteursrechtvrijDe lvij Psalm.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Zyt my, ô Godt, genadig, want in noodt
Betrout myn ziel op u, zelf in den doodt,
Terwyl ik my stelle onder uwe vleuglen,
Ga naar margenoot+Totdat het quaadt, 't geen dagelyksch vergroot,
Voorby zal zyn; dat gy ook wilt beteuglen.
2 'k Zal roepen tot den Allerhoogsten Godt,
Tot Godt, die eens voleinden zal myn lot.
Van 's hemels boog zal
| |
[pagina 189]
| |
hy my hulpe zenden,
Tot myn behoudt, en schenden 's vyandts rot. Ga naar margenoot+
Godt zal zyn gunste en waarheit naar my wenden. Ga naar margenoot+
3 Myn ziel is in het midden van 't gewelt
Der leeuwen; zy legt onder hen gevelt
Dien yder kent voor felle stookebranden;
Wier tanden men als spiesse en pylen telt; Ga naar margenoot+
Hun tong is als een slagzwaardt in hun handen.
Ruste.
4 Verhef, ô Godt, u boven 's hemels trans.
Het aardryk zy vol van uwe eere en glans. Ga naar margenoot+
Zy hebben loos een net voor my gehangen.
Myn ziele was gebukt door 's vyandts kans; Ga naar margenoot+
Zy poogden my in eenen kuil te vangen:
5 Maar in den kuil, voor my gegraven, zyn
Zy zelfs gestort, met groote
| |
[pagina 190]
| |
schande en pyn.
Ga naar margenoot+Dies is myn hart, ô Godt, bereidt te zingen.
Dat uwe liefde en gunst my dan beschyn',
Zoo zal myn zang door lucht en wolken dringen.
Ga naar margenoot+6 Waak op, myne eer, waak op gy harpe en luit,
Vermengt u met de keelen en de fluit;
'k Zal opstaan als het daglicht aan zal breeken.
Ga naar margenoot+Uw' lof, ô Heer, zal door my zyn geuit,
En 'k zal van dien by vreemde volken spreeken.
Ga naar margenoot+7 'k Zal met gezang u loven, magtig Heer.
Want uwe gunst, uw waarheit en uwe eer
Zyn groot in kracht, ja ryzen tot de wolken.
Ga naar margenoot+Verhef, ô Godt, uw hoogheit meer en meer:
Uw eere blink' rontom by alle volken.
|
|