Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
(1707)–François Halma– AuteursrechtvrijPsalm xxx.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+'k ZAl uwen naam verhoogen, Heer,
En juichen vrolyk t'uwer eer.
Ga naar margenoot+Want gy hebt myne ziel geredt,
En opgetrokken uit het net.
Myn vyandt kon zich niet verblyden,
Want gy holpt my in al myn lyden.
Ga naar margenoot+2 O Heer, myn Godt, ik riep u aan,
| |
[pagina 87]
| |
Met dootsbenaautheit aangedaan,
En werd geneezen door uw magt.
Gy hebt my uit het graf gebragt, Ga naar margenoot+
En my behouden by het leven,
Dat ik niet voor den kuyl zou sneeven.
3 Zingt, zingt den Heer, gy die hier smaakt Ga naar margenoot+
Zyn gunste, en voor wier heil hy waakt.
Gedenkt met lof zyn heiligheit.
Want maar een oogenblik bereidt
Hy zynen toorn; daar hy een leven Ga naar margenoot+
Van gunst zal aan zyn erfdeel geeven.
4 Want zyn goedtgunstigheit beklyft
Aan 't volk dat hem gehoorzaam blyft,
Door alle tydt en eeuwen heen.
Des avondts hoort men droef geween,
Maar 's morgens juicht men met gezangen,
Om 't heil, van zyne gunste ontfangen.
Ruste.
5 Ik zeide in mynen voorspoedt wel; Ga naar margenoot+
'k Zal nimmer wanklen door gequel,
| |
[pagina 88]
| |
Want gy hadt mynen berg heel vast
Ga naar margenoot+Gezet, bevrydt voor overlast.
Ik mogt, door uw goedtgunstigheden,
En hoede, 't vredespadt betreeden.
6 Maar toenge uw vriendlyk aangezicht
Verbergde, miste ik alle licht.
Ga naar margenoot+Ik werd verschrikt; 'k riep tot u, Heer,
En smeekte uw aanschyn, als weleer;
Ga naar margenoot+Wat winst is in myn bloedt te vinden,
Wanneer de doodt my zal verslinden?
7 Wordt uwe roem vermeldt van 't stof?
Verkondigt het uw' waarheits lof?
Ga naar margenoot+Hoor, Heer, en wees my tot een hulp,
Opdat my 't quaadt niet overstulp'.
Ga naar margenoot+Gy hebt myn klagte en leet verandert
In eene reie en zegestandert.
8 Gy hebt myn' zak ontbonden, Heer,
En my omgordt met vreugde en eer.
Ga naar margenoot+Opdat myne eere u loove en zing',
En nimmer zwyge in 's tempels kring.
| |
[pagina 89]
| |
O Heer, myn Godt, ik zal u pryzen,
En eeuwiglyk u eer bewyzen.
|
|