Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
(1707)–François Halma– AuteursrechtvrijPsalm xvj.Ga naar margenoot+
BEwaarme, ô Godt, want ik betrouwe op u, Ga naar margenoot+
(O myne ziel !) gy hebt zelf tot den Heere
Gezegt: Gy zyt de Heer, de Godt die nu Ga naar margenoot+
En eeuwig my behoedt, tot
| |
[pagina 38]
| |
uwer eere.
Mijn goedheit kan niet tot uw hoogheit raaken,
Maar zal tot heil den heiligen genaaken:
Ga naar margenoot+2 Den heerlyken op aarde, daar mijn lust
Geheel in is; als die uw woord bewaaren.
Wier offergave op vreemde altaren rust,
Ga naar margenoot+Zult gy in toorn de smerten van verzwaaren.
Hun offerdrank van bloed zal ik niet plengen,
Noch hunnen naam op myne lippen brengen.
3 De Heer is steeds 't deel van mijn erve, en 't goed
Ga naar margenoot+Mijns bekers: gy behoudt myn lot genadig.
De snoeren zyn my, tot myn zielsbehoedt,
Ga naar margenoot+ Gevallen in de plaatzen die gestadig
Zyn lieffelyk.
Ja 't erf door my verkregen
Is schoon en door geen erfdeel op te weegen.
Ruste.
Ga naar margenoot+4 Ik zal den Heer, die my gaf trouwen raad,
Steeds loven: 's nachts
| |
[pagina 39]
| |
zelfs leeren my mijn nieren.
Ik stelle altoos hem voor my, en verlaat
My op zyn woord, om mijnen gang te stieren. Ga naar margenoot+
Omdat hy aan mijn rechte hand wil wezen,
Geraak ik nooit aan 't wankelen, of vreezen.
5 Daarom is ook mijn harte zoo verblijdt, Ga naar margenoot+
Myn tonge juicht; myn vleesch zal zeker woonen:
Want gy verlaat myn ziel tot geener tijd, Ga naar margenoot+
Zelfs in de helle, om my met eer te kroonen.
Gy dult niet dat uw' heilge ziet verderving,
Of komt in 't graf ten vollen tot versterving.
6 Gy zult my ook ontdekken 's levens padt; Ga naar margenoot+
Verzadiging der vreugde is steeds, ô Heere,
By uw gezicht; uw rechte hand bevat
Veel lieflykheên; gy kroont met eeuwige eere
Uw' gunstgenoot, nu hy in 's hemels boogen
Verheerlykt zit, daar gy hem woud verhoogen.
|
|