▪ Besluit Robert Halleux
Wanneer de historicus met de causale aaneenschakeling van feiten en ideeën tot in het heden is geraakt, heeft de lezer het recht hem te vragen: ‘En nu?’ Kan men de toekomst van de wetenschap inschatten, of zelfs voorspellen? Deze vraag is vooral van belang voor de politicus, die zijn optreden graag wil steunen op wetenschappelijke zekerheden, maar in de praktijk gedwongen wordt in het duister te tasten. De historicus kan geen antwoord geven. Zoals Anatole France al zei, is juist hij degene die nieuwe onzekerheden moet aanreiken. Men kan hem in feite vergelijken met een arts die goed is in anamnese en diagnose, gereserveerd voor prognose, maar ondoeltreffend in therapie. Maar de vraag zelf is fout, in die zin dat wordt aangenomen dat de toekomst reeds is neergeschreven onafhankelijk van de wil van de mensen, dat zij eerder dwingend is dan in opbouw.
Wat de wetenschap zal vinden, kan niemand voorspellen. Het tijdperk der geleerden is ingeruild voor dat van de onderzoekers, en wat vandaag wordt onderwezen zal binnen vijfjaar voorbijgestreefd zijn. Juist dat maakt wetenschap tot het meest fascinerende avontuur van de mens. Bossuet verwoordde dat goed in zijn Connaissance de Dieu et de soi-même: ‘Na zesduizend jaar observeren is de menselijke geest nog niet uitgeput; hij zoekt en vindt nog steeds opdat hij zou kennen wat hij tot in het oneindige kan vinden, en enkel de luiheid kan grenzen stellen aan zijn kennis en zijn uitvindingen’ (dl. 8, col. 1085 Migne). Men kan slechts zeggen dat natuurkundigen, kosmologen, biologen ongeduldig wachten op een synthese die, zij het voorlopig, zoals indertijd het mechanistisch model, een rustplatform zou zijn in hun klim naar de waarheid.
Maar in tegenstelling tot de 17de eeuw wordt de wetenschap nu toegepast en zijn haar ontdekkingen verweven met hun toepassingen. De wetenschap vormt voortaan met de techniek een onlosmakelijk koppel. Volgens de wet van Dennis Gabor, ‘al het mogelijke zal worden verwezenlijkt’, kan men stellen dat al het toepasbare ooit zal worden toegepast. Juist daarom weegt de wetenschap immer, met alle pro's en contra's, op de toekomst van de wereld en de menselijke samenleving.
In aanloop naar het nieuwe millennium hebben de wetenschappers en politici zich daar rekenschap van gegeven. Op wereldvlak nam de World Conference on Science, georganiseerd in Boedapest van 26 juni tot 1 juli 1999 door de UNESCO en de ICSU (International Council for Science), zich voor een nieuw contract tussen wetenschap en samenleving uit te werken. Dit resulteerde in een ‘Declaration on Science and the Use of the Scientific Knowledge’ en een ‘Framework for Action’. Op Europees vlak schetste een mededeling van de Commissie van 18 januari 2000 de weg ‘Naar een Europese onderzoeksruimte’. Op nationaal vlak produceerde de Koning Boudewijnstichting, in het kader van haar toekomstprogramma, in 1985 een belangrijk rapport over ‘Het wetenschappelijk onderzoek ten dienste van de samenleving’. Het werd opgesteld door een commissie voorgezeten door de professoren André Jaumotte en A. Devreker. De academici gegroepeerd in de ‘Royal Bacas’ (Belgian Royal Academy Council of Applied Sciences) publiceerden twee belangrijke rapporten over