Naast de meting van de duur van de nawerking had het in het proefschrift beschreven onderzoek vooral te maken met het waarnemen van kleuren, de zgn. ‘accidentele’ (d.i. complementaire) kleuren en hun onderling verband. Zijn waarnemingen verklaarde hij door de ‘persistentie van de lichtindrukken’. Enkele belangrijke besluiten van Plateau zijn: elke visuele indruk heeft een zekere tijd nodig om zich te vormen, en om te verdwijnen; indrukken verdwijnen geleidelijk, niet plots; nadat een kleurwaarneming een maximum intensiteit bereikt heeft, duurt het gemiddeld ongeveer 0,34 seconden om volledig uit te doven; in de volgorde wit, geel, rood, blauw produceren deze kleuren de meest intense en de meest duurzame indruk. Plateau beschreef de nawerking van het beeld als rechtstreeks verbonden met de werking van het netvlies, wat in de 19de eeuw de gangbare opvatting was.
Omwille van gezondheidsproblemen nam Plateau in 1830 ontslag als leraar wiskunde aan het atheneum te Luik. Hij ging in Brussel wonen, waar hij in 1833-1834 leraar fysica was aan het Institut Gaggia, een onderwijsinstelling met een bijzonder goede faam. Plateau ging vaak naar de Sterren-
Anorthoscoopschrijf. Gent, Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen ▪
wacht om met Quetelet te praten over fysica en demonstraties te doen.
Vanaf 1830 ging Plateau dieper in op de samenstelling van twee bewegende krommen tot één stilstaand beeld, ‘een geheel nieuwe soort anamorfose’. Plateau bedacht hiervoor een nieuw toestel, de anorthoscoop, waarbij de twee koppelingswieltjes die met de bewegende schijven waren verbonden op één as waren geplaatst en door een tandradoverbrenging werden aangedreven. De koppelingswieltjes waren uitwisselbaar zodat verschillende snelheidsverhoudingen instelbaar waren.
In ‘Sur un nouveau genre d'illusions d'optique’ beschreef Plateau de constructie en de werking van een schijf met 16 spleten en 16 tussenliggende sectoren. Werden in de sectoren 16 identieke figuren getekend, dan zag men bij het bekijken door de spleten van de draaiende schijf in een spiegel één stilstaande figuur. De geniale bijdrage van Plateau is dat hij in plaats van 16 maal dezelfde figuur te plaatsen, 16 figuren tekende die steeds iets veranderden. Door de ‘nawerking’ zouden de snel opeenvolgende figuren in mekaar overvloeien en werd een ‘beweging’ gesuggereerd. Om deze reden wordt Plateau geciteerd als de ‘voorloper van de film’, juister zou zijn ‘voorloper van de tekenfilm’.
Opmerkelijk is dat deze schijven of het experiment zelf in dit artikel alleen maar werden beschreven zonder dat er een naam voor was bedacht. Pas in 1831, in ‘Des illusions optiques sur lesquelles se fonde le petit appareil appelé récemment Phénakisticope’, dook een benaming op. Wie de schrijfwijze ‘phénakisticope’ heeft ingevoerd, is niet helemaal duidelijk. De titel van het artikel doet vermoeden dat het niet Plateau zelf was. Het is bekend dat de Parijse fabrikant Alphonse Giroux de schijven in Frankrijk introduceerde, eerst als ‘phénakisticope’, daarna onder de naamgeving ‘phénakistiscope’. Ackerman in Londen had de schijven in 1833 verkocht onder de naam ‘fantascope’. Plateau gebruikte ‘phénakisticope’ in veel van zijn brieven; het was dus een bewuste keuze. Toch wordt heden aan de schrijfwijze ‘phenakistiscoop’ de voorkeur gegeven.
In 1835 zette Quetelet Joseph Plateau aan om te solliciteren voor een benoeming aan de Gentse uni-