Robert Halleux ▪ Besluit
Geen geschiedenis zonder synthese. De historicus, zich bewust van de wenselijkheid ervan, en er ook voor beducht, is verplicht deze eis van zijn lezers in te willigen. Zo al moeilijk en noodzakelijk, is ze dit nog des te meer voor collectieve werken, waarbij iedere onderzoeker geconditioneerd is door zijn of haar eigen geschiedenis. Toch is, naarmate het materiaal voor onderhavig werk werd geordend, als vanzelf een ietwat wazige voorstelling totstandgekomen, die een goede weerspiegeling kan zijn van het huidige België.
De gemeenschappen en gewesten van het België van vandaag hebben, hoe droevig het ook moge klinken, zich voorgenomen te bouwen aan een toekomst waarover ze nog niets weten, tenzij dan dat ze grondig zal verschillen van het verleden. Maar deze politieke kenteringen kaderen in een mondiale crisis die in de eerste plaats wetenschappelijk en technologisch van aard is en die vergelijkbaar is met de Wetenschappelijke Revolutie en de Industriële Revolutie. Zo beschouwd wordt de confrontatie met het verleden meer dan relevant.
Zeker, de geschiedenis die we hier hebben verteld, staat veraf van het heden. Wanneer dit eerste deel eindigt moeten nog vijftien jaar onder Hollands bewind en honderdachtenzestig jaar onafhankelijk België worden beschreven. Bovendien heeft deze laatste periode ons bestaan ongetwijfeld veel meer vormgegeven dan die welke eraan voorafgaat. En toch, wie is er, al bladerend door een oud familiealbum, nog niet getroffen geweest door een opvallende gelijkenis met een onbekende voorouder? De taalkundigen, die aan de hand van de naamkunde, de plaatsnaamkunde en de woordafleidkunde, geduldig zoeken naar de grondslagen van de taal, stoten regelmatig op zeer oude woorden die voortleven in ons taalgebruik zonder dat we ons daarvan bewust zijn. In verschillende bibliotheken bewaart men perkamenten die palimpsesten worden genoemd. Ooit heeft men, uit zuinigheid, de oude teksten uitgewist om ze met nieuwe te overschrijven. Vandaag brengen paleografen deze oude, nog steeds aanwezige geschriften, opnieuw aan het licht. Welnu, ieder van ons is een palimpsest, en elk land een opeenstapeling van steeds moeilijker te ontwarren sporen, zoals rimpels op een gelaat.
Of men het nu graag heeft of niet, het is de politiek die de geschiedenis schrijft. Pirenne, zo zegt men, heeft België uitgevonden; vandaag leggen historici uit Vlaanderen en Wallonië zich toe op het omschrijven van een Vlaamse of Waalse regionale identiteit en proberen ze die te voorzien van een eigen genealogie. Van beide zijden is men ook op de wetenschap gestoten. Door de geleerden te etiketteren als Belg, Vlaming of Waal, geeft men zich over aan een vereenvoudigend nationalisme, vergelijkbaar met dat van de Duits-Poolse controversen uit de jaren dertig omtrent de nationaliteit van Copernicus.
Politiek gezien vielen de geleerden van weleer onder ofwel de Nederlanden (tweetalig), ofwel het Prinsbisdom Luik (drietalig), twee landen die van elkaar verschilden door hun politiek regime, hun tradities en hun cultuur. Ze behoorden ook tot een land door de functies die ze er uitvoerden, de beneficiën