▪ Woord vooraf
Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815 komt van de pers op een moment dat het begrip wetenschap en de toekomst van België stof tot discussie geven. Het is eigen aan crisisperioden dat men zich vragen gaat stellen over het verleden. Daar schuilt geen spijt over het verleden achter, wel een behoefte om een duidelijk inzicht te krijgen in wat voorbij is. Zoals Fustel de Coulanges schreef, biedt de geschiedenis ons niet de mogelijkheid om te voorzien, maar enkel om beter te zien. De geschiedenis van de wetenschappen ontstond dus in de 18de eeuw, toen het Europees bewustzijn in volle crisis was. De Belg George Sarton gaf ze een universitaire dimensie in het begin van onze eeuw, toen de klassieke wetenschap aan het wankelen werd gebracht door de relativiteitstheorie, de quantummechanica en de genetica.
De wetenschap wekt bij onze tijdgenoten zowel bewondering als angst op. Ze is tot het beste in staat, maar ook tot het slechtste. Denken wij maar aan Hiroshima en de uitroeiing van de joden. Ze wordt ondermijnd door de opleving van het irrationele. In de filosofie beschouwt het zogenaamde ‘postmodernisme’ de wetenschap slechts als een maatschappelijk product zonder meer, dat louter incidenteel en relatief is.
Voor de volgelingen van Thomas Kuhn komt een verandering van een wetenschappelijk paradigma neer op een zuivere wijziging van de sociale consensus. Zo zou de wetenschap op een gegeven ogenblik iets zijn wat wordt beoefend door mensen die zich geleerden noemen. Vandaag hangt de teruggang van de wetenschappelijke roepingen samen met de illusie van de antiwetenschap.
Het is een feit dat de wetenschap, volgens de geijkte uitdrukking, gemaakt is door en voor mensen. En zelfs als ze pervers of waanzinnig wordt, is ze in de eerste plaats een van de mooiste avonturen van de mens, namelijk een zoektocht naar de waarheid.
In de geschiedenis van de mensheid is de wetenschap het enige cumulatieve proces. Wij kunnen niet zeggen dat wij beter schilderen dan de kunstenaars van Lascaux, maar wij mogen wel stellen dat een student in de eerste kandidatuur er thans ongetwijfeld meer over weet dan de grootste geleerde uit de tijd van Lodewijk XIV.
De wetenschap die wij in de loop van deze bladzijden zien totstandkomen, is onze huidige wetenschap, die gebaseerd is op rede, proefondervindelijke ervaring en kritische geest. De methodes van het vrij onderzoek, die ontstaan zijn uit de wetenschap, zijn universeel van toepassing. Ze maakten komaf met de maatschappelijke dogma's en vooroordelen en resulteerden in de rechten van de mens. Deze waarden van de rede en de proefondervindelijke ervaring vormen nu nog onze waardigheid, onze rijkdom, onze beste bescherming tegen de uitwassen van fanatisme en integrisme. Diegenen die de wetenschap afschilderen als een menselijk, al te menselijk verschijnsel werpen zich bewust of onbewust op als medeplichtigen van hen die stiekem het goddelijke in ere willen herstellen. In tegenstelling tot de