▪ Woord vooraf
De geschiedenis van wetenschap en techniek heeft in de reeks historische uitgaven van het Gemeentekrediet steeds een eigen plaats gekregen. Er zijn weinig aspecten van de wetenschappelijke, technologische en industriële ontwikkeling die de bank niet in haar cultuurprogramma heeft opgenomen. Denken wij maar aan de onvergetelijke Ontmoeting met de industriële archeologie, aan Achter het witte doek, Fonograaf magazine, de evocatie van het werk van mathematicus René de Sluse en de zeer recente tentoonstelling over Telegrafie. Het gaat hier om een bewuste keuze van de bank waar wij even bij willen stilstaan.
De geschiedenis is één, net zoals de cultuur en de ervaring van de mens één zijn. Er is geen politieke geschiedenis voor politici, geen wetenschappelijke geschiedenis voor wetenschappers en geen economische geschiedenis voor bankiers. Als men de geschiedenis gaat opdelen, verarmt men ze of, erger nog, wordt ze onbegrijpelijk. Men moet bestiaria hebben gelezen om de romaanse fresco's te begrijpen. Rubens leren we op een totaal andere manier kennen in zijn wetenschappelijke briefwisseling met Peiresc. Politieke figuren die men dacht goed te kennen, zoals Ernst van Beieren of Karel van Lotharingen, krijgen een heel andere dimensie wanneer men meer weet over hun grote wetenschappelijke belangstelling.
Het is zo dat de geschiedenis van de wetenschap de lezer soms afschrikt door haar vele technische begrippen. De grootste hinderpaal voor de verspreiding van de wetenschappelijke cultuur is ongetwijfeld de sterk verbreide vrees dat men er niets van zal begrijpen. Wij zijn de auteurs van de Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815 dan ook dankbaar dat zijn hun gespecialiseerde kennis binnen ieders bereik hebben gebracht en hun ivoren toren voor het grote publiek hebben opengesteld.
België is terecht trots op zijn kunst- en monumentenpatrimonium, dat op voorbeeldige wijze beschermd wordt. Het mag ook prat gaan op zijn wetenschappelijk en technisch patrimonium, maar hier valt inzake bescherming nog heel wat te doen. In laboratoria is het een algemeen gangbare praktijk om verouderde instrumenten en bibliografieën van meer dan vijf jaar oud te vernietigen. Wat gewordt er van instrumenten, machines en archiefstukken wanneer een geleerde overlijdt of een fabriek haar deuren sluit? Als we niet opletten, zal het paradoxaal genoeg moeilijker zijn om de geschiedenis te schrijven van de wetenschap van de 20ste eeuw dan die van de vorige eeuwen. Wij hopen dat dit boek niet enkel de rijkdom van ons intellectueel erfgoed in de verf zet, maar ook mag bijdragen tot de bescherming en de waardering ervan.
François Narmon
Voorzitter van het directiecomité van het Gemeentekrediet