Gedenkschriften van en door Frank Floriszoon van Arkel
(1832)–M.C. van Hall– AuteursrechtvrijNog eene teleurstelling voor mijne Brigitta.Er wordt gescheld; (of dit taalkundig goed is, en of het niet zou moeten zijn gebeld, wil ik eens breedvoerig onderzoeken in eene mijner verhandelingen over onze taal, die ik nog vóór mijnen dood, in groot quarto formaat hoop uit te geven). - Brigitta kijkt over de schuifgordijnen onzer zijkamer, ziet de meid van Jufvrouw van egmond, vliegt naar de voordeur, komt vuurrood van blijdschap terug en zegt: ‘daar hebt gij het al, frankje! daar krijg ik het compliment van Freule van egmond; zij laat mij weten, dat reeds aanstaanden Zaturdag filips van egmond, een treurspel van den Heer klijn, zal gespeeld worden; dat zij van zins is om een geheel Balkon af te huren, en zij verzoekt mij en u haar de eer aan te doen, om met nog eenige vrienden van de partij te zijn: ik | |
[pagina 10]
| |
heb kaatje de dienstpresentatie medegegeven en gezegd, dat wij komen zullen.’ Ik. ‘Dat is eene rekening buiten den waard, britje! ik ga zeker niet mede, en ik verzoek u vriendelijk....’ Zij. ‘Daar heb je het al weêr! Stroomt er dan geen droppel bloeds van de van arkels meer door uwe aderen?’ Ik. ‘Het heeft er nooit door gekropen, laat staan dan gestroomd; ik ben zeer tevreden met dat van een' timmerman en molenmaker; nu behoef ik mij niet te schamen, dat ik tot een geslacht van vorsten- en volksplagers, dat gelukkig uitgestorven is, behoore. Indien gij eens, zoo als ik, in de oude boeken en kronijken gelezen had, wat deze en andere groote Heeren, de gepatenteerde cartouches van hunnen tijd, geroofd, geplunderd en gemoord hadden, dan zoudt gij uwe handen in elkander slaan, en al de vizevazen van adellijke grootheid uit uw hoofd zetten.’ Hier nam ons gesprek eene zeer ernstige wending, tot dat ik het eindelijk met zeer veel moeite zoo ver bragt, dat de comediepartij werd afgezegde. Ik had daartoe meer dan een voorwendfel, want ik had reeds vooraf tegen dien avond, op verzoek van mijn' vriend joost van der luit, aan dezen mijn woord gegeven, om eene buitenwone bijeenkomst van het Dichtlievend Genootschap: Sic itur ad astra, bij te wonen. Maar brigitta, de goede brigitta.... tranen van spijt biggelden langs hare wangen, en een geruime tijd verliep er, eer zij hare gewone | |
[pagina 11]
| |
tevredenheid, de dochter van een' deftig' zeemleerbereider betamende, terugkreeg. Zaliger nellius zou den voorsten vinger van zijne regterhand eerst naar den grond gebogen, en vervolgens, dien langzaam opheffende en weder doende dalen, hier op een' deftigen toon gezegd hebben: Gutta cavat lapidem, non vi sed saepe cadenda. Dat is (indien ik het goed onthouden heb), volgens zijne overzetting: De regendrop holt, niet door geweldig, maar door dikwijls te vallen, allengs den steen uit. Maar of deze spreuk, in deze omstandigheid wel geheel toepasselijk zou zijn geweest, laat ik aan de beslissing van de letterkundigen en wijsgeeren van onzen tijd over; zij, wier vergelijkingen en aanhalingen zoo dikwerf mank gaan, zullen mij misschien genadig zijn. Maar, in allen geval, zeker ben ik, dat vader nellius die, bij gebrek aan een ander, zou hebben aangevoerd, en zoo dan mijne goede moeder hem die had hooren opzeggen.... O, haar hart ging open als zij in mijn bijzijn Latijn hoorde spreken; althans zoo lang zij nog geloofde, dat ik mijne bestemming tot den kansel niet voor de schaafbank zou verwisselen; mijne goede moeder zou.... maar het beschrijven van hare gewaarwordingen bij zulk eene gelegenheid, is boven het bereik van haren eenigen wettigen zoon, frank floriszoon van arkel, eenigen schrijver van deze zijne eigene gedenkschriften. |
|