Huwelijk en gezin in Holland in de 17de en 18de eeuw
(1985)–Donald Haks– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina V]
| |
aan Frédérique | |
[pagina XV]
| |
VoorwoordDit boek gaat over huwelijk en gezin in Holland in de 17de en 18de eeuw. Daarmee is aansluiting gezocht bij de internationale discussie die thans plaatsvindt over onderwerpen als verwantschap, huwelijk, gezin en seksualiteit in het verleden. Meer in het bijzonder is het de bedoeling in te gaan op wat wel het ‘moderne gezin’ is genoemd. Hieronder wordt verstaan een gezin met weinig contact met verwanten, een vrije en affectief gerichte partnerkeuze en een zekere mate van gelijkberechtiging en intimiteit tussen de echtgenoten en tussen ouders en kinderen. Kwam dit zo omschreven gezin voor in het zeventiende- en achttiende-eeuwse Holland? Welke thema's daarbij aan de orde zullen komen, kan de lezer gemakkelijk aflezen uit de titels van de hoofdstukken twee tot en met zes. Overigens kunnen deze thema's ook in het eerste hoofdstuk worden aangetroffen waarin aan de hand van recente historische literatuur een blik op het gezin in de ons omringende landen wordt geboden. Dit eerste historiografische hoofdstuk kan als achtergrondinformatie dienst doen voor wat daarna komen gaat, als ‘warming up’ zo men wil. Daarnaast is het dan niet nodig om in de erop volgende hoofdstukken, door het betoog over Holland heen, met buitenlandse literatuur in discussie te treden. Tenslotte biedt het eerste hoofdstuk de gelegenheid om in het slothoofdstuk de bevindingen over het gezin in Holland in Europees perspectief te plaatsen. De studie kent een aantal begrenzingen waarnaar in titel en ondertitel wordt verwezen. De belangrijkste begrenzing ligt in de keuze van bronnen. Een groot deel van de tekst is gebaseerd op rechtspraak over zaken die met huwelijk en gezin in verband stonden. In de bijlage wordt op deze bronnenkeuze nader ingegaan. Daar is ook te lezen dat vanaf ongeveer 1670 dit belangrijke onderdeel van het bronnenmateriaal omvangrijk wordt. De helft van de begrenzing ‘laat 17de- en 18de-eeuws’ wordt hiermee toegelicht. Wat de andere helft van de chronologische begrenzing betreft: 1795 is als eindpunt genomen, niet alleen omdat het een ‘logisch’ demarcatiepunt in de Nederlandse geschiedenis zou zijn, maar ook omdat na dat jaar zich een discussie over het huwelijksrecht ontspint die ook in de rechtspraktijk zijn weerslag heeft gevonden. De laatste begrenzing is geografisch van aard. Weliswaar kan ‘Holland’ nauwelijks een ingrijpende be- | |
[pagina XVI]
| |
grenzing worden genoemd, maar een aantal lokale elementen maken ook deel uit van deze studie. In het kader van de keuze voor rechtspraak als voornaamste bron is de rechtspraak tussen 1671 en 1795 van drie plaatsen nader bestudeerd: Leiden, Maassluis en Wassenaar. De keuze van deze drie plaatsen behoeft enige toelichting. Aan de selectie heeft bij voorrang boven andere criteria de aanwezigheid van bronnenmateriaal ten grondslag gelegen en in mindere mate het bestaan van enige ondersteunende literatuur. Verder is gestreefd naar een zekere spreiding in ligging, bevolkingsomvang, middelen van bestaan en godsdienstige samenstelling. Leiden was een grote ‘binnenstad’ die rond 1670 ongeveer 65.000 inwoners telde, in 1749 ongeveer 37.000 en in 1795 bijna 31.000.Ga naar eind1 Deze bevolkingsafname was het gevolg van de dramatische teruggang die de parel van de Leidse economische geschiedenis, de textielindustrie, vanaf het eind van de 17de eeuw doormaakte. Leiden bleef overwegend protestants, ruim 80% van de bevolking was eind 18de eeuw die geloofsrichting toegedaan. Maassluis, kleine vissersstad, telde omtrent 5000 inwoners in de 18de eeuw, in de laatste decennia nam de bevolking met een paar honderd zielen af tot ruim 4800 in 1795.Ga naar eind2 De inwoners vonden hun middel van bestaan in de haringvangst op de Noordzee, vooral de kabeljauwvangst bij IJsland en in de hiermee in verband staande nijverheid in werven, zeilmakerijen e.d. Ook bij Maassluis is de bevolkingsterugloop het gevolg geweest van een economische teruggang. De visserij liep aan het eind van de 18de eeuw sterk terug. In overgrote meerderheid was de bevolking protestants, meer dan 85%. Van de drie plaatsen is over Wassenaar het minste bekend.Ga naar eind3 De twee hoge heerlijkheden Wassenaar en Zuidwijk, tezamen één baljuwschap vormend en door mij als Wassenaar aangeduid, telden in 1747 ongeveer 2000 inwoners en in 1795 1750. De inwoners leefden van landbouw en veeteelt, gesproken wordt over ‘aangenaame Bouw- en Weilanden’, van het werk dat de vele buitenplaatsen verschaften en enige ambachtelijke en winkelnering. Zoals bekend ging het de agrarische sector eind 18de eeuw goed. Niettegenstaande de blijkbare bevolkingsteruggang - het cijfer voor 1747 is overigens een benadering - heeft Wassenaar daar deel aan gehad. In 1799 wordt althans opgetogen gesproken over ‘de welstand des Dorpes en der Ingezetenen’. In tegenstelling tot Leiden en Maassluis was Wassenaar in meerderheid katholiek: 80% van de bevolking was eind 18de eeuw rooms. |
|