teld dat gedaan hebben, zou zij het doen, als Orban eens terugkwam, mishandeld door de Franschen en mager geworden van het onregelmatig veldeten?
Het huis purpert donker onder de seringen en de kastanjelaar staat in schoone kaarsen. Een rozige, groote toorts der Diepte-streek lijkt hij en de goudkleurige bijen omzoemen hem met hun blij leven, en dan komen ook zwarte hommels er verliefd omheen strijken, zoodat ze er ten laatste niet meer uit wegkomen. De weiden staan roomgeel te blinken als een besterreld tapijt en als de koeien er na eenige weken weer in mogen, dansen zij van vreugde om alles wat opstijgt uit het groene, dichte gras; de vaarzen springen.
Godelief is als het jaargetij, verjongd en frisch, en haar lach spreidt zich uit naar de bloemen, die Machteld in huis heeft gebracht, toen Orban nog hier was. Godelief heeft de bloemen van Machteld overgenomen zooals hij het veld van Orban nam in zijn bezorgdheid en nu staan de bloemen als een donkerrood dal, met paarse vlekjes en blauwe, geurige wolkenkleur. Al is het ook oorlog, de bloemen zijn zulke gelukkige stervelingen!
Reinier begint van het worstelen der jonge vrouw te vertellen. Bernard moet hij slecht maken en Machteld groot in haar bereiken, doch halverwege zijn woorden aarzelt hij. Godelief kijkt niet meer op, maar wendt den rug naar hem toe, en Machteld staat bij de bloemen met haar handen los; zij vreest een nieuwe oneenigheid.
‘Machteld heeft gevochten met Willen, den jongen. Hij wilde de baas worden, hij, en mij dat recht ontzeggen....’ Weer wacht Reinier een wijl en nu krimpen de woorden die hij sprak, die hij straks verlangd heeft nu te spreken, tezamen onder Godelieve's onverschilligheid. Geen moment slaat zij er acht op, ofschoon hij ze niet kwaad gezegd heeft. Of 't onverschillige, nietswaardige dingen zijn, aanhoort de vrouw hem en dan gaat zij aan Reinier voorbij en Machteld geeft ze voor niet te zien. Ze roept naar de helpsters, dat ze zullen komen eten en naar het meisje, dat van de middagkoeien komt, en ook Bernard Willens naam roept ze.
Machteld wordt het vreemd in haar eigen huis en ze denkt er aan, dat ze beloofd heeft, zich nooit eronder te laten krijgen en ook, dat ze geen tweespalt zou brengen tusschen hen en de oude menschen.