Verzameling van bruilofts-versjes(ca. 1838)– Hagen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] [Hier voegt het nu van hem te zingen] Wijze: A Paris et loin de sa mère. Hier voegt het nu van hem te zingen, Aan wien ik ook mijn snaartuig wij; Hij immers zette ô echtelingen! Uw tedre liefde veerkracht bij. Mag hij vergoode toontjes scheppen, Ja toontjes van verliefden aard? En zou ik hier niet eens van reppen, Wat zoet het mingenoegen baart, (bis.) Ja! wen de liefdetoortsen blaken, Voor 't opgepronkie ledekant, Dan is hij ras, bij die vermaken, Met minnepijltjes bij de hand! - Omhult den welluststroom met stralen, Waarop zich 't oog, dan, zalig staart, En doet die golvend nederdalen, In harten, door den echt gepaard. (bis.) [pagina 20] [p. 20] Hij maakt het mingenot volkomen, 't Geen uit die zuivere bronaêr schiet, Het ademt uit in zoete droomen, Die 't rein gevoel, nog lang, geniet Heeft hij, wat oog en hart moet streelen, Niet hier als in één punt vergaêrd? En wat een naamloos heil kan teelen, Nog voor dit eehtverbond bewaard? (bis.) Ja hij! - dan laat ons nu eens schenken Ter eere van dit Minnewicht, Ten blijk hoe wij, mijn vrienden! denken, Omtrent al 't geen hij hier verrigt. 'k Wil hem, die, op der glazen klanken, Verrukt van vreugd', schijnt stil te staan Ook, met dien uitroep, nu bedanken: ‘Io vivat!... o, welgedaan!’... (bis.) Vorige Volgende