| |
| |
| |
Achtste hoofdstuk.
Staaltjes van Engelsche Politiek.
Zoodra was het berigt van de wreede behandeling, den gevangenen in de Blackhole aangedaan, niet te Bombay en Madras bekend geworden, of het Engelsche Gouvernement zond eenige oorlogsschepen en 500 man troepen, onder het bevel van Lord clive, naar Bengalen af, om Calcutta weder te bemagtigen en zijne landgenooten te wreken. Hoezeer het bijna onmogelijk scheen, dat eene zoo kleine magt dit plan zoude ten uitvoer brengen, gelukte het evenwel den Engelschen in allen deele. De Nabob vond zich door hun goud en het verraad zijner Grooten genoodzaakt dadelijk een gunstig oor aan elken vredesvoorslag, hoe nadeelig ook, te leenen, stond hun alle veroveringen weder af, en moest nu zelfs in
| |
| |
de verdere versterking van Calcutta bewilligen. Naauwelijks hadden zij zich van deze vergunning genoegzaam bediend, om eenige meerdere troepen bijeen te brengen en zich in eenen beteren staat van tegenweer te stellen, of zij verklaarden den Nabob op nieuws den oorlog, onder het ware of verdichte voorwendsel, dat hij op het punt was zijn verdrag met hen te verbreken en hen onverhoeds op het lijf te vallen. Ook hier moest hun gewoon hulpmiddel, het verraad, hen dienen: mier jaffer, de zwager en Opperbevelhebber van des Nabobs legermagt, wisten zij tot den afval over te halen, onder belofte van hem tot Nabob te zullen verheffen, wanneer hij zich verbond de door den oorlog en den inval van zijnen zwager veroorzaakte kosten te vergoeden en de Franschen voor altijd uit Bengalen te weren.
Na zoodanig eene overeenkomst en den geveinsden wederstand van mier jaffer, viel het Lord clive niet moeijelijk het leger van den Nabob, dat 70,000 man sterk was, met eene magt van 3000 man, waaronder slechts een derde gedeelte Europeanen, op de vlugt te slaan. Mier jaffer werd toen tot Nabob uitgeroe- | |
| |
pen en surajah dowla op zijnen aftogt vermoord. De Engelschen verkregen nu gewigtige voordeelen en werden de wezenlijke Opperheeren van het Land; dan de Kompagnie, die door deze overwonnene gewesten ontzaggelijke sommen voor de gedane omkoopingen en andere onkosten betalen moest, geraakte, ondanks deze aanwinst, in schulden; hare dienaren voeren er echter zoo veel te beter bij; de meeste derzelve, die kort daarna naar Engeland terugkeerden, bragten niet alleen duizenden, maar millioenen roof derwaarts, en het monster clive had meer dan dertig millioenen door de afgrijsselijkste misdaden bijeengesleept.
Intusschen bleef het verbond met mier jaffer niet lang stand houden: het was hem onmogelijk van deze zoo uitgeputte Landen genoegzame middelen te trekken, om aan de onverzadelijke hebzucht der Engelschen en de hun beloofde sommen te voldoen, en ofschoon hij hun, tot vergoeding, drie distrikten lands rondom Calcutta in eigendom afstond, zetten zij hem kort daarna af, en stelden een' zijner neven, mier cossim, in zijne plaats, dien het echter insgelijks weder nieuwe afstanden, pri- | |
| |
vilegiën en geschenken kostte, om tot deze schijnwaardigheid te geraken.
Deze Prins, een beter lot waardig, trachtte, in het geheim, zijn bedrukt Land en zich zelven te verlossen; hij was vroeger steeds een vriend der Engelschen geweest; doch deze, zich thans onwrikbaar in dit gewest gevestigd wanende, begonnen den ruimen teugel aan hunnen gewonen overmoed en geweldenarij te vieren; hunne onderdrukkingen en afpersingen werden hoe langer hoe ondragelijker, en maakten hem weldra tot hunnen bittersten vijand. Eindelijk brak de oorlog uit, en in den beginne met een goed gevolg voor mier cossim; onder anderen werden bij den overval van Patna 300 man Engelsche troepen, alle Europeanen, in de pan gehakt. Over het geheel, intusschen, hadden zij hunnen tijd te wel waargenomen en zich reeds te vast in hunne forten genesteld, om hen geheel te verjagen, en toen spoedig daarop van Madras en Bombay versterkingen aankwamen, werd mier cossim op zijne beurt geslagen en moest zijn heil in de vlugt zoeken, tegelijk met den door de Maratten onttroonden Mogol schach allum. - Dusdanig moesten de regtmatige Vorsten zwer- | |
| |
vend eene schuilplaats bij hunne geburen bedelen, terwijl roovers het Land als een' buit onder zich verdeelden.
De Engelschen plaatsten nu weder mier jaffer, die zich nog steeds te Calcutta ophield, en niet nagelaten had onder de hand, door kuiperijen en groote beloften, magtige voorstanders te verwerven, op den zetel. Mier cossim en zijne vrienden verklaarden hem, wel is waar, den oorlog, en waren in den aanvang zoo gelukkig onder de Engelsche troepen tweedragt en misnoegen te zaaijen; doch nadat men de roofgierige handen der soldaten genoeg gevuld had, keerden zij tot hunnen pligt terug, en deze oorlog werd even zoo gelukkig voleindigd als de vorige. Mier cossim was genoodzaakt bij de Rohilla's Vorsten te vlugten, na tweemaal geslagen te zijn. De Nabob van Oude, bij wien de Mogol schach allum gevlugt was, hield denzelven intusschen als eene soort van Staatsgevangene, en hoe gering thans zijne magt was, perste hij hem echter allerlei voorregten af, en wist hem treffelijk tot zijn voordeel te gebruiken.
Schach allum, wien dit verdroot, nam
| |
| |
eene gelegenheid te baat, om naar het Engelsche leger te vlugten en zich onder de bescherming dezer vreemdelingen te stellen. Ofschoon deze, door de onophoudelijke oorlogen en groote kosten, van troepen zoowel als van geld ontbloot waren, vonden zij deze gelegenheid, van zich met eenigen schijn van regt in hunne veroveringen te handhaven en nieuwe er bij te voegen, te schoon, om dezelve te verzuimen: zij sloten derhalve een verbond met den Mogol, waarbij zij beloofden den Nabob van Oude, toen hun bondgenoot, te overvallen, en, na deszelfs Land veroverd te hebben, schach allum weder in Delhi op den vaderlijken troon te zetten, waartegen deze aan de Kompagnie Bengalen, Bahar, Orixa en Benares in vollen eigendom zoude afstaan. Dit plan kwam echter niet in werking, vermits intusschen de Kommissarissen uit Europa aankwamen, welke door de Directeuren afgezonden waren, om een naauwkeurig onderzoek naar de oorzaken, waardoor derzelver bedienden aan hunne onmetelijke rijkdommen en zij zelve aan groote schulden waren gekomen, te doen.
De zaken veranderden toen eenigzins van gedaante, en den Nabob van Oude, die den vrede
| |
| |
zocht te behouden, werd dezelve toegestaan; allum verkreeg de provincie Koré en een gedeelte van Elhadabad, met de belofte van een jaarlijksch geschenk voor den afstand van Bengalen; doch hij werd spoedig de overheersching der Engelschen moede en wendde zich tot de Maratten, met welker hulp hij, in het jaar 1770, Delhi weder veroverde, hetgene den Engelschen dan ook ten voorwendsel verstrekte, om hem het voor den afstand van Bengalen beloofde jaargeld niet alleen te onthouden, maar ook Koré en Elhadabad niet te ontruimen. Zij drongen het den Nabob van Oude op, die hun daarvoor vijf millioenen guldens betalen en een derde van het Engelsche leger onderhouden moest, ofschoon de beide provinciën slechts derdehalf millioen inkomsten gaven. Deze Nabob is zoowel een schaduwvorst als de andere en geheel van hen afhankelijk. Zijn Land is uitgemergeld en bedorven, en nooit is hij in staat de schulden te betalen, die hij maken moet, om aan de roofzucht der Engelschen te voldoen. In hetzelfde jaar stierf mier jaffer, en nu matigden zich de Engelschen het volkomen bezit van Bengalen aan; zij droegen, wel is waar, aan zijnen zoon de waardigheid des vaders op, dan die was
| |
| |
niets dan een werktuig, dat zijnen naam aan hunne bevelen leende; een Engelsch Officier was steeds zijn strenge opzigter, zonder wiens verlof bij niet den minsten stap mogt doen, en die het Land volgens de voorschriften van zijn Gouvernement regeerde. Van tijd tot tijd wisten zij, onder allerlei voorwendsels, het dien Prins in den beginne toegelegd jaargeld zoodanig te verminderen, dat hij eindelijk niet dan de volstrekt noodige uitgaven bestrijden konde, en indien zij voor geenen opstand onder het volk gevreesd hadden, zouden zij de waardigheid van Nabob waarschijnlijk geheel afgeschaft hebben.
Op zoodanige wijze hebben zij drie Koningrijken, benevens derzelver afhankelijke Vorstendommen, van het Mogolsche Rijk afgescheurd en aan zich getrokken; en door al dezen roof is intusschen de Kompagnie, wel verre van zich te verrijken, steeds verarmd en in schulden geraakt. Deze schijnbare tegenstrijdigheid laat zich gemakkelijker verklaren dan men denkt. De Kompagnie wordt bezwaard met alle onkosten, omkoopingen en verliezen, die deze onophoudelijke oorlogen en twisten onvermijdelijk naar zich slepen, en hare dienaren, daarentegen, ste- | |
| |
ken de geschenken en voordeelen op, die zij zich bij het aanstellen en afzetten der Nabobs weten te bedingen, terwijl daarenboven de Kompagnie in alle kosten van den koophandel moet voorzien, en hare dienaren zich van monopoliën meester maken, die het Land te onder brengen.
Komt hierbij het gewone hulpmiddel, een hongersnood, wanneer eene ongewone droogte in deze rijkvoorziene Landen slechts éénen oogst doet mislukken, wee dan den armen inboorlingen en allen, die niet met goud het onontbeerlijk graan uit de handen van die schelmsche monopolisten, aan wier hoofd zich de eerste Leden des Gouvernements bevinden, kunnen breken! Het jaar 1769 zal eeuwig tegen u getuigen, koelbloedige beulen! Het met bloed bevlekte goud, dat gij in uw vaderlijk roofnest sleeptet, brenge ongeluk over uwe laatste afstammelingen! Eens zal al het jammer, dat gij over millioenen onschuldigen uitstorttet, met woeker over uw nageslacht komen. - Hebt gij nooit van den Bengaalschen hongersnood gehoord, waarde lezer? Hebt gij nooit gehoord, dat de Engelschen toen drie millioenen menschen, binnen
| |
| |
eenige weken, van honger deden bezwijken? Hoe zij, bij den mislukten oogst, al de rijst vroegtijdig opkochten, onder voorwendsel van voor het leger te moeten zorgen, en daarna de prijs door hen op eene ongehoorde hoogte gesteld werd? - Ja! de hongersnooden van Madras en Bengalen getuigen tegen de Engelschen, en ofschoon alle Europesche natiën afschuwelijke wreedheden in de beide Indiën bedreven hebben, is het echter alleen den zoo edelmoedig geprezenen Britten voorbehouden gebleven, volgens koelbloedig overlegde en regelmatige plannen millioenen tegelijk aan den dood, en wel aan den hongerdood, over te geven.
|
|