Reize in eenen palanquin, of Lotgevallen en merkwaardige aanteekeningen op eene reize langs de kusten Orixa en Choromandel (2 delen)
(1808)–J.G. Haffner– Auteursrechtvrij
[pagina 300]
| |
Negende hoofdstuk.Hastings. - Nundocomar. - Ongestrafte misdaden. - Gelijke Monniken, gelijke kappen. Deze voorzegging is geen bloot vermoeden of hersenschim; eer vijftig jaren zijn verstreken, is zij gewis in den uitgestrektsten zin vervuld; alles vereenigt en vormt zich langzamerhand tot hunnen ondergang. Het zal hun even zoo gaan, als in Amerika, waar zij door hunne eigene Natie verjaagd werden, dat zij zeker ook niet gedacht hadden. Hun toestand in de Indië is nog veel hagchelijker en gevaarlijker; zij hebben, gelijk ik gezegd heb, geen eenen | |
[pagina 301]
| |
bondgenoot, waarop zij kunnen staat maken, als de nood bij hun aan den man komt; zij staan zoo te spreken op zich zelven, als een scheepje in het midden eener verbolgene zee, van alle kanten dreigen hemelhooge baren het te verslinden. Zoo ook zij, omringd van verwoede volkeren, die op hun loeren, als de wolf op het lam, en voor welken ieder gelegenheid om hun te vernielen welkom is. Hunne voornaamste magt bestaat, zoo als bekend is, in Cipaaïs (Indiaansche soldaten), die hen in moed en dapperheid gewis verre overtreffen; deze zullen eens gezamenlijk tegen hen opstaan, zoo als zij hier en daar reeds dikwijls, bij gansche regimenten, hebben begonnen te doen, de Engelsche Officieren vermoordende, enz. De wapenen, die zij hun in handen gegeven, en de krijgskunde, die zij hun geleerd hebben, zullen deze huurlingen tot hun verderf gebruiken, en het kleine hoopje gedebaucheerde Europeanen, dus van elk verlaten, zal als kaf in den wind verdwijnen. En wat de voorspoed van hunne bezittingen in de Indië aangaat, waarvan zij | |
[pagina 302]
| |
zoo breed opgeven, ach, die is maar in schijn! - In tegendeel, alles neigt zich in hunne Etablissementen naar het verval; het karakter van verlamming en uitputting staat op alles gedrukt. Intusschen, zoo men aan hunne berigten geloof wil slaan, is alles ginds in vollen bloei, alles te vreden en gelukkig. De rampen, die deze landen drukken, en de schrikkelijke gevolgen, die daar uit vroeg of laat moeten voortspruiten, zijn de Heeren Directeuren in Europa, min of meer bekend; zij weten heel wel op welke wijze hunne dienaren de verbazende schatten die zij van daar terug brengen, verzamelen, en hoe vreesselijk die volkeren uitgeput worden en de Maatschappij bestolen wordt; doch, zoo als ik reeds gezegd heb, achteloosheid, onkunde, en wanhoopende om het te verhelpen, en voornamelijk eigenbelang - zijn de oorzaken dat men alles door de vingeren ziet, en alleenlijk, op zijn hoogst, maar zachte middelen gebruikt. Men is op de gedachte gevallen, om de dienaren die ginds eenige posten bekleed hebben, en van daar, zoo als gewoonlijk, in weinig tijds, schatrijk terug komen, te noodzaken | |
[pagina 303]
| |
eene zuivere opgave van hun vermogen te doen, en in welken tijd en op wat wijze zij hetzelve hebben verkregen, - iets dat meer dom was, konde men toch wel niet uitvinden - het is van hetzelfde slag, als dat der Hollandsche Maatschappij, die bij mijn' tijd hare dienaren verpligtte, om zich maandelijks door eenen eed te zuiveren, dat zij de Compagnie niet te kort hadden gedaan; hoe zij de Inboorlingen behandelden, daarvan behoefden zij geene verantwoording te doen. Men denke eens, eeden in Indië! - De Heeren Directeuren hebben dan vergeten, dat alle die naar de Indië gaan om fortuin te maken, hunne conscientie aan deze kant der Linie laten. Eeden hebben meestendeels in die landen, wat dit geval betreft, geene de minste waardij, en elk heeft altoos zijn reservatio mentalis in gereedheid. Om weder tot de Engelschen te komen: alle die kleine en zwakke middeltjes, die zij in het werk stellen, om de afpersingen en rooverijen in gindsche landen te beletten, of te verminderen, zijn van geene de minste kracht | |
[pagina 304]
| |
en gansch onvoldoende, en brengen geene de minste verandering hoegenaamd in het gedrag der gindsche dienaren te weeg; deze gaan altijd hunnen ouden gang, met moorden, rooven, plunderen en landen in te nemen, en de Heeren Directeuren laten het oogluikende toe, roepen nu en dan een' der hoofddwingelanden voor hunne vierschaar, om zich kwasie te verantwoorden, op de beschuldigingen en klagten, die tegen hem gedurig inkomen, wegens zijn wangedrag, onderdrukking en overheering - en wanneer gansch Europa, ten minste alle gevoelige en edeldenkende menschen, angstvallig verwachten, dat eens eene voorbeeldige straffe aan hen zal worden uitgeoefend, en de zuchtende menschheid gewroken worden - dan ziet men op het laatst de zaak op de lange bank geschoven; zij geraakt in het vergeetboek, en de misdadigers worden gemeenlijk, wegens, (zoo men voorgeeft) niet voldoende bewijzen, ontslagen of vrijgesproken. Ja wat nog meer is, zij krijgen somtijds zelfs weder nieuwe en nog aanzienlijker posten en bedieningen, of worden met eer, achting en | |
[pagina 305]
| |
titels beloond - zij, die van de hand des beuls, den schandelijksten en smadelijksten dood verdiend hadden. Men zie, bij voorbeeld, hoe het met den zoo zeer beruchten, en genoeg bekenden Gouverneur-Generaal van Bengalen, warren hastingsGa naar voetnoot(*) is afgeloopen. | |
[pagina 306]
| |
Welk een omslag, welk een onkosten en voorbereidselen, om dezen misdadiger zijn proces te maken! Hij wist echter, en elk die maar eenigzins met den loop der zaken van de Engelsche Oost-Indische Compagnie bekend was, wist het, dat dit regtsgeding, waarvan gansch Europa den mond vol had, geene andere nadeelige gevolgen voor hem zoude hebben, als van zijnen onnoemelijken schat eenige honderdduizend ponden sterlings te moeten missen, en dat alles maar eene soort van comedie was, om het publiek te blinddoeken, en aan hetzelve te toonen, dat regt en billijkheid gehandhaafd werd. Fox, burke, townshend, martin en andere, kwamen, desniettegenstaande, met hunne beschuldigingen tegen hem voor den dag; zij waren zeven-en-veertig in getal, alle capitale misdaden, en van zoodanigen aard, dat, bij het lezen derzelven in het Parlements-huis, verscheidene vrouwen onder de toehoorders van schrik in flaauwte vielen. | |
[pagina 307]
| |
Van eene menigte andere particuliere misdaden, die ten zijnen laste waren, en die tegen de wetten, tegen deugd, eer, pligt, menschheid en gastvrijheid regtstreeks aanliepen, en waarvan vele derzelven, zoo ze door een particulier of gemeen persoon waren gepleegd geworden, de doodstraf onvermijdelijk verdiend hadden, werd niet eens gerept, en dezelve werden, als niet aanmerkenswaardig over het hoofd gezien. Deze zeven-en veertig misdaden, waren alleen zoodanige, waarbij de Compagnie in betrekking kwam; het waren bekende stukken, die geheel Indië wist; doch de meeste zijner geheime gruwelen, of die hij door zijne Agenten heeft laten verrigten en uitvoeren, zijn in de diepe vergetelheid begraven, en zullen wel nooit het daglicht zien. Burke beschuldigde hem, dit zijn zijne eigene woorden, with crimes of the highest magnitude, and that the transactions of the Government of Bengal, formed a tremenduous mass of corruption and wickednessGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 308]
| |
Hij trad in een lang en uitvoerig verhaal, van de ontallijke geheime en openbare dieverijen, wreedheden en ongeregtigheden, door hem Gouverneur-Generaal en zijne Agenten en andere dienaren van de Compagnie gepleegd. Hij schilderde met de sterkste kleuren af, het lijden der Inboorlingen, door plundering, hongersnood, roofzucht en moord; hij laakte en verafschuwde in den hoogsten graad, het alom, en bij alle Maatschappijen gewone gebruik, om fortuinzoekers en avonturiers, naar de Oost te zenden, lieden, die eene eerlijke broodwinning in Europa bij der hand konden nemen. Hij zeide woordelijk: that it was letting loose whole herds of wolves, and birds of prey, for the purpose of devouring the innocentGa naar voetnoot(*). Verder zegt hij, onder anderen, in zijne beschuldiging tegen hastings en an- | |
[pagina 309]
| |
dere Opperdienaren: On a false pretense, that the Nabob, asoph al dowlah, was indebted £st. 789828, the Nabob of Arcot £st. 968012, the Rahja of Tanjore £st. 158250, they ravaged and burnt towns and villages, made a war of horror and devestation, destroyed and captured women and infants, - and have drawn upon them, the curses, the abhorrence, and the contempt of every feeling soulGa naar voetnoot(*). Hij beschuldigde hastings voornamelijk, van meest alle de bevelen, die hem uit Europa werden gezonden, niet alleen te hebben gedesobedieerd, maar altijd het tegen over gestelde van het geen Directeuren van hem begeerden, gedaan te hebben, en hij telde eene lange lijst van dergelijke | |
[pagina 310]
| |
onopgevolgde en verkeerd uitgevoerde bevelen op. Doch hoe is dat wel mogelijk! Zoude men hieruit niet bijna moeten besluiten, dat deze zelfde Directeuren, of andere van nog grooter vermogen, hem onder 's hands en in het geheim andere orders gezonden hadden, waarna hij moest handelen? zij zouden, dunkt mij, anderzins wel middel geweten hebben, om hem te doen gehoorzamen; zij konden hem immers maar terug roepen, zoo als zij op het laatst gedaan hebben, om hem tot verantwoording te roepen, of op zijn eigen verzoek. Zoude men, zegge ik nog eens, niet uit de onverschilligheid, die zij, gedurende zulk eene lange reeks van jaren, wegens het niet nakomen van hunne publieke bevelen en ordonnantien, betoonden, moeten besluiten, dat zij hunne stilzwijgende toestemming tot de overheering en onderdrukking, die in die landen gepleegd wordt, hebben gegeven; te meer, daar zij het nadeel en de schade, die de Inboorlingen geleden hebben en lijden, noch verhelpen, noch vergoeden, noch de misdadigers straffen? | |
[pagina 311]
| |
Heeft men gezien, dat zij de wanorders van het monster clive, die verschrikkelijke booswicht, en van de gansche rei dezer Indiaansche Opperdwingelanden, wederom hersteld hebben; dat zij de geroofde schatten der Vorsten en Inboorlingen weder terug hebben doen geven; dat zij de wreedheden en ongeregtigheden, die zij aan die volkeren hebben uitgeoefend, gestraft hebben, en deze menschen gewroken; dat zij aan de Indianen getoond hebben, dat het niet op hunne orders, of met hunne toestemming was, dat hunne dienaren ginder alle deze gruweldaden bedrijven; hebben zij de landen en steden, waarvan deze zich door list, verraad of geweld hebben meester gemaakt, wederom afgestaan, en den wettigen Eigenaar, Regent of Vorst, weder in het bezit van dezelve gesteld? - Zoo ja, - dan kan men zeggen, dat zij geene hand in deze snoode gruwelen hadden; dat zij regt en geregtigheid hebben gehandhaafd. Ach! zoo zij dit deden, zouden de volkeren, die onder hun juk buigen, vertrouwen in hun stellen; zij zouden, wanneer hun onregt geschiedde, hunne klagten kunnen inbrengen, en de dienaren, hierover bevreesd, zouden | |
[pagina 312]
| |
zich wel wachten, dergelijke snoodheden te begaan, indien zij wisten, dat dezelve ten strengste gestraft werden. Maar wat doet men? - Men behoudt de geroofde schatten, de overheerde landen, in spijt dat men roept, dat de dienaren onregt gedaan hebben, zich er meester van te maken, - zelden of nooit is eene eenige teruggave of vergoeding gedaan. De Rahja van Benares, cheitsing, een Vorst uitblinkende in deugden, een vader van zijn Volk, werd door hastings op de ongehoordste wijze, zonder reden, en onder de onwaarschijnlijkste voorwendsels, van zijne kroon beroofd. Uit vreeze van de geheime dolken, het vergift, of eene langdurige gevangenis, zag zich deze Vorst genoodzaakt, met achterlating van zijne familie en schatten, naar vreemde en verre landen te vlugten, waar hij als een balling van oord tot oord moest rondzwervenGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 313]
| |
Het Parlement, de Directeuren zelfs, noemen het gedrag van hastings, en het geweld, door hem aan den Rahja cheitsing gedaan, improper, disgracing, unwarrantable, cruel, highly impolitic and shameful. Dit zijn hunne eigene woorden, en ondertusschen maakt men gebruik van dit onbehoorlijk, onteerend, onverantwoordelijk, wreed en ten hoogste onstaatkundig en schandelijk gedrag, van hunnen Gouverneur-Generaal, die hun hierdoor die heerlijke en schoone Provintie van Benares, met derzelver Diamantmijnen, in handen heeft gesteld. Zij houden dezelve ondertusschen als hun eigendom, hebben er een' Resident, en ontvangen er de inkomsten van. De Begums, of Prinsessen van Oede, werden door hastings op de ongehoordste wijze mishandeld, uit het Serail gejaagd, en te Fitzedabad in een vuil hok gesloten, waar zij van gebrek bijna omkwamen. Deze Dames, van zulk eenen hoogen | |
[pagina 314]
| |
rang en aanzien, door honger en dorst gedreven, vonden middel, uit hunne gevangenis te ontsnappen, om eenige levensmiddelen op den openbaren Bazaar, of Markt, te verkrijgen; zonder sluijer, zonder behoorlijke kleeding, en bijna naakt, en ten aanzien van al het volk, die de moeder, de vrouwen en dochters, van hunnen geliefden Vorst, sujah ul dowsah, tweeden prins van het Hindostansche Rijk, gansch uitgeteerd en flaauw van honger, door de straten zagen loopen, van waar zij door eene wacht van Engelschen, met hunne Officieren aan het hoofd, - zoude men het van eene Natie, die zich beschaafd noemt, kunnen gelooven! - met kolfslagen weder naar hunne gevangenis werden gedreven, enz. Dit alles werd haar op order van hastings aangedaan, op eene, door hem haar aangetijgde, beschuldiging, en geheel logenachtig voorgeven, als hadden zij eenen opstand tegen de Engelschen willen smeden. Indiaansche vrouwen, die nooit uit het Serail komen, en zich in 't geheel met geene staatszaken bemoeijen, eenen opstand te wil- | |
[pagina 315]
| |
len bewerken - het liep te zeer in het oog! - Doch hastings moest eene reden hebben, om haar van hare schatten te berooven, en hij beroofde er haar van, onder dat valsche voorwendsel, en liet deze Vorstelijke vrouwen, met hare bedienden, langer dan een jaar in eene harde gevangenis zuchten, waarin de meeste omkwamen, en de overige aan de uiterste armoede en ellende bleven blootgesteld. Wel nu, wat deed men in Europa? Liet men aan deze Prinsessen, de door hastings geroofde schatten, uit de zijne weder uitkeeren? Verschafte men hun genoegdoening? - Ach neen! - Wat eens bij de Engelschen gestolen en geroofd is, blijft gestolen; uit hunne roofzieke klaauwen is niets weder uit te scheuren. En gij, brave en onschuldige Vorst, nundocomar! die uw leven door de boosheid en wraakzucht van den verfoeijelijken tiran hastings, en zijnen, niet min afschuwelijken, medehelper in boosheden en euveldaden, den Advocaat Fiscaal elojah impey, op het schavot moest verliezen, wat vergoeding, wat regt heeft men aan uwe doorluchtige familie laten we- | |
[pagina 316]
| |
dervaren? Wat heeft men gedaan, om uwen naam weder te eeren, en van den schandelijken laster, waarmede hastings dien beklad heeft, te zuiveren? Wat heeft men gedaan, om aan gansch Hindostan, gansch Indië, aan de gansche wereld te toonen, dat men dergelijke ongehoorde en afschuwelijke moorden, rooverijen en verkrachting van de allerheiligste wetten van godsdienst, eer en natuur, niet ongestraft laat, en men zijne toestemming tot dergelijke vervloekte euveldaden niet heeft gegeven? - Niets, volstrekt niets! - Lezer! zie hier het droevig lot van den ongelukkigen nundocomar. De geweldenarijen der Compagnies dienaren in Indië, waren eindelijk tot zulk eene hoogte gestegen, er kwamen zoo vele klagten, van alle kanten over hun in, dat men goedschiks, niet langer onverschillig konde blijven, en, of men wilde of niet, toch iets doen moest, om daarin te voorzien. Ten dien einde besloot het Parlement, om te Calcutta, in Bengalen, een Gerigtshof op te rigten, hetwelk, gansch onafhankelijk van hastings, en als een tegen- | |
[pagina 317]
| |
wigt van zijne magt en gezag, den Inwoneren van Bengalen, Bahar en Orixa, die onder de aspersing, onderdrukking of andere ongeregtigheden der Compagnie, of van hare Agenten, die er voor haar de hoogste magt uitoefenden, zuchteden en leden, tot eene toevlugt moest dienen, en aan hetwelk eene volstrekte magt was verleend, de dienaren der Compagnie, zonder aanzien van personen, voor hare balie en tot verantwoording te roepen. Als Opperregter of Advocaat Fiscaal van dit Koninklijke Geregtshof, koos men eenen elojah impey, gewezen Advocaat in Londen, een slim, doortrapt kerel, vol schelmerij, intrigues, chicanes en andere ondeugden, die hij, onder het masker van vroomheid, zeer kunstig wist te verbergen. Doch hastings had deze geheele stoet Koninklijke Regters, en voornamelijk elojah impey, welhaast op zijne zijde, en, zoo als men zegt, in zijnen zak; en deze Regtbank, in plaats van eene toevlugt en bescherming voor den onderdrukten te zijn, werd een nog grooter geessel voor het | |
[pagina 318]
| |
land, dan de Gouverneur-Generaal, met zijnen Raad en de dienaren en hunne Agenten te samen. Maharadjah nundocomar, een man van eenen zeer hoogen en aanzienlijken rang in Bengalen, een Prins van geboorte, Opperhoofd van alle Braminen, en zeer uitmuntende in kennis en deugden, vol van moed en standvastigheid, geloofde ter goeder trouwe, wat deze Regtbank voorgaf, en door gedrukte plakkaten in de Hindostansche, Bengaalsche, Persiaansche en andere talen zich liet verluiden en had doen bekend maken, namelijk, door den Koning en het Parlement naar de Indië gezonden te zijn, om de magt en dwinglandij der Compagnies dienaren, van welken rang ook, paal en perk te zetten, tevens elk uitnoodigende, om zijne bezwaren in te brengen. Nundocomar dan, door deze sterke uitnoodiging tot het inbrengen van billijke klagten, misleid, en reeds lang naar eene gelegenheid gewenscht hebbende, om de boosheden van den Gouverneur-Generaal voor de wereld bloot te mogen leggen, | |
[pagina 319]
| |
waagde het, dezen magtigen, voor de nog magtiger vierschaar aan te klagen, en denzelven van eene ontallijke reeks van euveldaden, moorden en onderdrukkingen te beschuldigen; eischende regt en vergoeding, in naam van de gansche Hindostansche en Bengaalsche Natie. Die arme nundocomar! en er was dan niemand die hem dit afraadde: die hem onderrigtte, dat die Koninklijke Opperregter, met alle zijne Collega's, niet anders dan een hoop omgekochte, laaghartige schepsels waren, geheel van hastings afhangende? De stoutmoedige en onverwachte aanklagt van nundocomar, verbaasde hen, zoo wel als den Gouverneur-Generaal. Er was, voor het oogenblik, geen ander middel, dan de zaak op de lange bank te schuiven. Elojah impey wist dezelve zoo lang slepende te houden, zonder echter den schijn te hebben, dat hij hastings begunstigde, tot dat zij met hun beide, na lang vergeefs op een middel gedacht te hebben, om den aanklager aan het lijf te komen, eindelijk besloten, hem met het vervaardigen van eenen valschen | |
[pagina 320]
| |
Wissel te betigten, die hij, vele jaren geleden, zoude gemaakt hebben. Eenige omgekochte schelmen, die zij in hunne belangens hadden overgehaald, getuigden dit, en op deze lafhartige, onwaarachtige en valsche beschuldiging, werd nundocomar in hechtenis genomen, en tegen hem met alle gestrengheid geprocedeerd; en dus bleef, natuurlijker wijze, zijne aanklagte zoo lang onaangeroerd, Valsche eeden, valsche getuigen, alles werd in het werk gesteld, om hem tot den val te brengen, en niettegenstaande hij zonneklaar bewees, dat deze verzonnen beschuldiging niet dan een schandelijke logen en laster was, wist hastings, met den verfoeijelijken Advocaat Fiscaal impey, het echter zoo te wenden en te bewerken, dat de ongelukkige en onschuldige nundocomar, door dit goddelooze Tribunal gevonnisd werd, zijn leven aan eenen galg te verliezen. Groote God! - een man, aanzienlijk, geëerd en hoog geacht om zijne deugden, zijn vroom en onberispelijk leven, zijnen titel, zijn ambt als Opperste en Hoofd van alle de Braminen van Bengalen; daar en bo- | |
[pagina 321]
| |
ven rijk en van eene hooge geboorte, als zijnde een afstammeling van een der oudste Vorstelijke Huizen van Hindostan; een zoodanig man op de alleronregtvaardigste wijze eenen schandelijken dood aan te doen, voor eene misdaad, die hij nooit had bedreven, en waaraan hij nooit gedacht had, - welk eene afschuwelijke boosheid! Doch op deze wijze ontdeed hastings zich van zijne vijanden, of van degenen die hem gevaarlijk schenen; vergift, dolk of valsche beschuldiging, waren zijne gewoonlijke wapenen. Ik zoude er nog verscheidene kunnen opnoemen, die hij op die wijze van kant heeft gemaakt. Gansch Bengalen wist dat nundocomar onschuldig ter dood gebragt was geworden; elk wist, dat hij als een slagtoffer der wraakzucht van den Gouverneur-Generaal stierf, en deze wreede en ongeregte daad sloot op eenmaal alle Inboorlingen den mond; elk die over belediging en onderdrukking van den eenen of anderen Compagnies dienaar had te klagen, zweeg veel liever, dan voor deze goddelooze Regtbank te verschijnen, en zijn leven in gevaar te stellen. | |
[pagina 322]
| |
Eenen Bramin te dooden, of te verminken, is een gruwel in de oogen der Hindous, de Shaster verbiedt het volstrekt; hoe groot ook zijne misdaad zij, verlies van Caste, ballingschap, of een brandmerk op het voorhoofd, zijn de zwaarste straffen die men hem kan geven. Men verbeelde zich dus de woede en verontwaardiging der Bengaalsche Natie, haren Opperpriester, een onschuldig, achtingwaardig en van elk geliefd man, in koelen bloede op zulk eene schandelijke en smadelijke wijze ter dood te zien brengen! - Het was ongehoord, van een' dergelijken gruwel was nimmer een voorbeeld geweest. Doch hastings wist zich van dezen moord, zoo als van zijne andere ontallijke, en in gansch Bengalen en Hindostan bekende, euveldaden, vrij te pleiten. Alle zijne aanklagers moesten met beschaamde kaken afdeinzen, men vond hem not guilly, (niet schuldig,) en maakte hem tot Pair van het Rijk. Ik heb dit geval van hastings hier aangehaald, om te toonen, hoe straffeloos de grootste geweldenarijen in de Indië, | |
[pagina 323]
| |
aan de ongelukkige Inboorlingen worden uitgeoefend, en hoe ligt het deze Oppergebieders in Indië is, de straf te ontwijken, die zij wegens hunne wanbedrijven hebben verdiend. En geen wonder! Zij hebben in Europa zoo vele vrienden onder deze Regters, en die zulke groote verpligtingen aan hen hebben. Daar zijn er onder, die zelf in de Indië geweest zijn, en door zoo een Gouverneur-Generaal zijn voortgeholpen; andere, welkers zonen of nabestaanden hij ginds voordeelige en aanzienlijke posten heeft verschaft; eenige, die als Commissarissen derwaarts waren gezonden, tot het veranderen of verbeteren van eenige zaken, het Gouvernement aldaar betreffende, en die, om dezelve, zoo als men zegt, blaauw blaauw te laten blijven, rijke geschenken van hem ontvangen hebben; alle deze nu, zijn gewis uit dankbaarheid zijne vrienden en verdedigers, buiten degenen nog, die hij hier omkoopt, en die voordeel van hem hebben genoten of hopen, zoodat het noch ginds, noch in Europa, aan lieden ontbreekt, die hun belang behartigen, en aan | |
[pagina 324]
| |
hunne slechte daden een fraai vernis weten te geven, als uit het regtsgeding tegen dezen hastings, en nog een groot getal andere voorname misdadigers, als clive, rumbold, enz., enz. blijkt. Dus zijn de arme Indianen eene vrije prooi van het willekeurigste en onbepaaldste despotismus dezer Opperhoofden, die hunne dwingelandij met des te meerder onbeschaamdheid en stoutmoedigheid uitoefenen, daar hen vooruit bewust is, dat zij zich in Europa altoos, wegens de geweldenarijen aan de arme Inboorlingen gepleegd, kunnen verantwoorden en vrijpleiten, en men alle de wreedheden en ongeregtigheden die zij aan deze volkeren hebben gepleegd, door de vingeren ziet, zoo zij maar de belangens hunner Maatschappij hebben behartigd en bevorderd. Maar, zullen vele mijner Lezers gewis zeggen, deze Schrijver heeft het alleen op de Engelschen verzien; het is als of die, onder de Europeanen, alleenlijk de Indianen onderdrukten, beroofden, en plunderden; alsof die alleen van alle Europeanen | |
[pagina 325]
| |
verraad en andere schandelijke en onwaardige middelen in het werk stellen, om zich van de landen, de bezittingen, en de goederen en voortbrengselen dezer Volkeren meester te maken; als of die alleen vrijgeborene menschen onder hun juk doen buigen; als of die alleen de onschuldige Inboorlingen bij duizenden aan den dood overgeven, om zich met hun vermogen te verrijken; als of die alleen verwoesting en oorlog alom verspreiden; als of die alleen hunne Maatschappij bestelen en ruïneren, enz. Waarde Lezer! ik zoude van de andere Europeaansche Natiën, die zich in die landen gevestigd hebben, een dergelijk tafereel kunnen ophangen, zeker niet zoo groot en menigvuldig van voorwerpen, doch niet minder krachtig en waar; het ontbreekt hen maar aan de gelegenheid. Wie weet, zoo zij in de plaats der Engelschen waren, en derzelver magt en vermogen in die landen hadden, of zij wel anders en beter zouden handelen? - waarschijnlijk neen. - De goeden niet te na gesproken, zijn de Europeanen over het | |
[pagina 326]
| |
algemeen, (zoo als men zegt,) met één sop overgoten; alle zijn zij (buiten nog hunne bijzondere ondeugden,) laatdunkend, trotsch en vol vooroordeel; alle zijn zij gouddorstig, heerschzuchtig en wreed van aard; niets is te snood noch te goddeloos, dat zij om het geld niet zullen ondernemen, en waaraan zij zich, om het te verkrijgen, niet zullen blootstellen en onderwerpen. De goede en menschlievende rousseauGa naar voetnoot(*), veldt er, (zekerlijk ook in het algemeen gesproken) het zelve vonnis over. Dit zijn zijne woorden: ‘Il n'y a plus aujourd'hui de Français, d'Allemands, d'Espagnols, d'Anglais, quoiqu'on en dise, il n'y a que des Européens. Tous ont les mêmes gouts, les mêmes passions, les mêmes moeurs, tous dans les mêmes circonstances, seront les mêmes choses, tous se diront desinteressés et seront frippons, tous parleront | |
[pagina 327]
| |
du bien public, et ne penseront qu'a eux mêmes, tous vanteront la mediocrité, et voudront être des cresus, ils n'ont d'ambition, que pour le luxe; ils n'ont de passion que celle de l'or. Surs d'avoir avec lui tout ce qui les tente, tous se rendront au premier qui voudra les payer. Que leur importe à quel maître ils obeïssent, de quel état ils suivent les loix, pourvu qu'ils trouvent de l'argent a voler, et des femmes a corrompre, - ils sont partout dans leur pays.’Ga naar voetnoot(*) | |
[pagina 328]
| |
[noottekst] |
|