Moord op kasteel Valkensweerd
(1941)–Ben Haes– Auteursrecht onbekend
[pagina 71]
| |
Hoofdstuk VI.
| |
[pagina 72]
| |
hoor, sajang! Die Daan zonder bijpassend geboortebewijs lijkt anders wel de onvindbare Pimpernel. Wat zeg je, zoeken in de buurt van café “De Twee Klompjes?” Ja ja, of omtrek kromme Binnenkracht, dacht ik al half!’ ‘En Speur, wil je me even 'n paar uur hier aflossen, ik moet even naar Moeder de Vrouw!’ ‘Begrijp 't, pasgetrouwd en dan al zo lang weg. Mana boleh!’ ‘Nee, suffert. Heb je 't adagium al 'ns gehoord: zoals de waard is ......! Ik heb honger, kun je daarbij? En slààp!’ ‘In orde hoor en slamat tidoer!’ ‘Och, jij met je gloeiende-erwtesoep-taal!’ ‘Wat, ap' itoe?’ ‘Nou zo noeme ze jou apeland toch: een groot bord gloeiende erwtesoep.’ ‘Stik!’ ‘Sama djokja!’ Ringg.
Maar de Goden hadden het anders beschikt en B.B. moest nog langer vasten en waken. Er werd namelijk een personage aangediend, dat ‘den Inspecteur belast met de Dudam-affaire’ dringend wenste te spreken, en dat naar de niet alledaagse naam van ‘Piekepuk’ luisterde. Toen B.B. het druk gesticulerende ventje een stoel voor z'n bureau aanwees moest hij - hoewel geërgerd door 't oponthoud (er zijn altijd van die mensen, die je met ‘gewichtige’ onthullingen komen lastig vallen, die echter meestal slechts 'n veertje of nog minder leggen op de balans van 't systematische materiaal), dus, hoewel geërgerd en lichtelijk ongeduldig, moest B.B. toch geamuseerd glimlachen om 't toepasselijke van 's mannetjes naam. 't Kereltje was inderdaad 'n pukkie met piekhaar. Hij moest nauwelijks 2 el meten en keek met scherpe vissenoogjes door onwaarschijnlijk dikke brilleglazen de we- | |
[pagina 73]
| |
reld in. Hij ontpopte zich als ‘vertegenwoordiger’ van het particuliere detectieve-bureau ‘Secretia’, een naar amateurisme en boerebedrog riekend zaakje, dat echter in de registers van het bureau niet als crimineel stond aangemerkt en dat zelfs een enkele keer in het geheim (en dàn deed 't zijn naam althans eer aan!) en langs omwegjes gegevens van enige waarde aan de Politie had verstrekt. Het specialiseerde zich in 't bespionneren van de illegale gangen van heren echtgenoten die kleine zijsprongetjes maakten, het schaduwen van dochters van goeden huize, die zich afgaven met mooie permanent-aspirante filmhelden en ook wel met 't leveren van hand- en spandiensten aan levensverzekeringsmaatschappijen door 't terugbezorgen tegen premie van gestolen verassureerde kostbaarheden; het modderen in chantage-vuil en meer van dat fraais. Zonder verdere formaliteiten stak 't peenharige pukje van wal: ‘Ik kom als speciaal afgevaardigde van ‘Secretia’, U, meneer de Inspecteur, zeker wèlbekend. Ik geloof en meen te mogen aannemen: in gunstige zin. In 't kort komt mijn mededeling, die ik volstrektelijk soeprozaGa naar voetnoot1) aan de politie verstrek, op 't volgende neer: Enige dagen geleden ontving ons bureau van een bevriende, doch onbekend willende blijven relatie (B.B. bereidde zich, inwendig lachend, op 't ergste voor), de informatie, dat onze assistentie werd ingevraagd voor een zeer discreet geval, op welks meritiën ik niet nader kan, noch mag, noch zal ingaan. (Bolman maakte 't zich gemakkelijk en stak 'n cigaret op, nadat 't kereltje zich alleronderdanigst doch beslist ‘verexcuseerd’ had). De brief was vergezeld van een important honorarium. Daarvoor moest ons bureau op zich nemen heden - afgelopen - nacht een uit plus minus twee | |
[pagina 74]
| |
à drie betrouwbare en deskundige detectieven samengesteld delegatie uit te zetten in de voortuin van het ter nabijheid dezer stede gedomicilieerde slothuis, kadastraal bekend onder de naam ‘Nieuw-Valkensweerd’ (B.B. fronste even - ondanks zichzelf - de wenkbrauwen en nam zich voor, de stortvloed van het soepie ‘Nederlands’ gelaten over zich heen te laten gaan, misschien dat 'n korrel goeie kost z'n loon zou zijn): ‘Ik geloof, meneer de Inspecteur, te mogen verwachten, dat hier Uw intereste commenceert. (“Spreek je moers taal”, dacht B.B.). Ons is namelijk van betrouwbare zijde ter ore gekomen, dat U de eer en de onderscheiding geniet, belast te zijn met het perliminaireGa naar voetnoot2) onderzoek in de geruchtmakende affaire, die zich in de afgelopen nacht in het historische kasteel heeft gedemonstreerd. Ons bureau stelt zich, zoals der politie bekend is, op het streng inclusieveGa naar voetnoot3) standpunt, dat het met misdrijf, misdaad of wat daarmede correspecteert niets maar dan ook niet de geringste relatie wenst aan te knopen. Wij helpen en wij adviseren in nood verkerende medeburgers, die het naakte licht der openbaarheid schuwen op discrete wijze, onze gevestigde firmanaam staat daar borg voor, doch ik verzoek U beleefd, er goede nota van te willen nemen, meneer de Inspecteur belast enzovoorts, dat wij (en hier begon 't mannetje bovendien scherp te articuleren, als om in den zondvloed van zijn gezwam tenminste iets tastbaars te fixeren) dat wij in geen enkel opzicht hoegenaamd debet wensen te zijn of te blijven indien wij buiten onze voorafgaande wil of wens betrokken mochten raken in criminele cirkelstantiesGa naar voetnoot4) - iets wat ons uiteraard onzer roeping steeds als een zwaard van Domacles boven 't hoofd hangt. Wij wensen vóór alles, en desondanks de uit | |
[pagina 75]
| |
deze onze houding vaak voortvloeiende pécuniraire consacrentiesGa naar voetnoot5) - de naam en faam onzer gevestigde vennootschap onbevlekt te bewaren. Mijnheer de Inspecteur (deze zuchtte, hoorbaar!), het is om deze redenen, dat het bureau, “Secretia”, mij de penibere opdracht gaf, in Uw kwantiteit van ...... enzovoorts ......, U katalogisch mede te delen, dat onze twee gedegenegeerden in de voorafgaande nacht van 12 tot 2 uur gewaakt hebben in de voortuin van het kasteel voornoemd. Zij hebben hierbij opgemerkt. Prima: Dat het licht achter de ramen der bovenverdieping linker vleugel om 12 uur 20 minuten werd gedoofd. (B.B. spitste de oren). Seconda: Om 12 uur 25 minuten reed een luxe auto sedan, merk Hudson, nommer 42617, bereden door een chauffeur in lieverei de slotpoort door en de garage binnen. De opdracht luidde, ter complisseringGa naar voetnoot6), een tweetal mannen na te gaan, die zich door middel van geweld toegang tot het meer genoemde perceel zouden trachten te bereiken en hun verdere gedragingen te achtervolgen. Onze ledegaties wachtten echter tot 2 uur en 10 minuten, doch er gebeurde niets, dat hunzelfs bijzondere aandacht opwekte. Zij vertrokken te 2 uur 10 per buiten gekarmifleerd wachtende auto. Vola, meneer de Inspecteur de opdracht, waarna ik mij na eer en geweten heb menen te moeten opnemen. Ten overvloede zij het mij gepermietereerd, U plechtig te verzekeren, dat de opdrachtgever en fourageurGa naar voetnoot7) der honoraria's ten enenmale ons onbekend is en blijven zal. Ik heb gezegd.’ ‘Amen’, fluisterde B.B. opgelucht. Hij had nu en dan een kleine aantekening gemaakt en besloot, zich gewichtig en ernstig te houden. Dat had 't mannetje tenslotte wel verdiend. | |
[pagina 76]
| |
Hij dankte dus plechtig het geagiteerde en felle mannetje voor de ‘allerbelangrijkste informaties, waarvan de politie een gepast gebruik zou trachten te maken’, de politie was zeer erkentelijk voor de assistentie, die zij van het ‘zeer gunstig bekend staande’ bureau Secretia thans ontving en ook in 't verleden meermalen mocht genieten, er bijvoegende, dat door deze en dergelijke handelwijze de levensvoorwaarden van het bureau door de autoriteiten niet zouden worden aangetast. Hij moest echter tot zijn spijt, maar daarom niet minder dringend overlegging van de anonieme lastgeving verzoeken en geloofde dan ook wel, dat Secretia daartoe zou willen overgaan, zonder dat de Justitie daartoe enige dwangmaatregel hoegenaamd hoefde toe te passen. Hij was er van overtuigd, dat de samenwerking tussen beide ‘instanties ter waarborg der openbare veiligheid’ ook in de toekomst van de aangenaamste aard zou zijn. (B.B. betrapte zich er op, dat hij de manier van oreren van 't kletskousje al aardig aan 't imiteren was!). De heer Piekepuk scheen op deze eventualiteit voorbereid te zijn en haalde het document, voorzien van enige gewichtig aandoende lettertekens en cijfers (welk ‘geheim’ bureau zou er geen eigen code op na houden?) te voorschijn. Het papier droeg als kopstempel het ‘tjap’ (à la Speur) van ‘Secretia’ en daaronder de getypte aanduiding Geheim A.A. ‘'t Begint een beetje erg gecompliceerd te worden’, dacht B.B. en las 't stuk vluchtig door, nadere bestudering zou later wel volgen. 't Luidde aldus: ‘Streng vertrouwelijk.’ Bijgevoegd bedrag: honorarium ad 50%. Na succesvolle afdoening volgt restant per aangetekende brief. Nacht van 18 op 19 September 1939. | |
[pagina 77]
| |
Wacht van 2 à 3 personen uitzetten in voortuin van Kasteel Nieuw-Valkensweerd bij Den Haag. Preciese tijd: van 1 tot 2 uur. Personen, die kasteel ‘bezoeken’, schaduwen en verblijfplaats opsporen. Gegevens ter beschikking stellen aan de politie doch niet vóór 8 u in de morgen van 19 Sept.
‘We hebben 'n uur speling genomen voor de arcuretessie, ziet U. Ik zei straks 12 uur, maar onze medewerkers waren ter plaatse aanwezig om precies kwart over twaalf, radiotijd’, voegde Piekepuk er ter verklaring bij. ‘Zo’, mompelde B.B. in gedachten, dan vervolgde hij scherp: ‘Mijn beste heer Piekepuk, als ik mij niet vergis, was U dus - morele en strafrechterlijke motieven nog terzijde gelaten -, aan Uw opdrachtgever verplicht, ons te waarschuwen. Van enige welwill ......’ ‘Pardon, dat ik U dérageer, meneer de Inspecteur, maar U vergeet, dat onze mannen in 't geheel geen inbrekers op 't spoor zijn gekomen. Wij hadden deze zaak eenvoudig in de doofpot kunnen stoppen, in plaats van der politie volkomen incontractueel ......’ ‘Ja ja’, verbrak Bolman de woordenstroom thans 'n beetje ongeduldig. ‘U hebt mij echter niet alles meegedeeld. Wie heeft U bijvoorbeeld deze brief met contanten bezorgd?’ ‘De post. Per aangetekende brief. Afzender A.W. Willems Noorderhout 438 bis, een nummer, dat niet bestaat. Dat wil zeggen, alleen de contanten; de opdracht kregen wij telefonisch, even vóór de ontvangst van 't advies.’ ‘Waar vandaan?’ 't Ventje haalde de schouders op: ‘Telefooncel.’ ‘Iets bijzonders aan de stem te horen, 'n accent of zo?’ ‘Neen, ze sprak goed Hollands. 't Was een lage mannenstem. Ik nam persoonlijk de opdracht in ontvangst - stenografeerde alles op en legde het daarna middels typwrijt vast.’ | |
[pagina 78]
| |
Er bleef B.B. weinig anders over dan dit alles te accepteren en tenslotte klonk het ook wel geloofwaardig. 't Was inderdaad niet aan te nemen, dat handige, geraffineerde deugnieten zich aan welke instantie dan ook slechts voor één procent zouden bloot geven! Milder gestemd, presenteerde hij het thans van warmte en spanning transpirerende mannetje 'n sigaar, die deze welwillend in z'n colbertzak deed verdwijnen en zat daarna in de weer rustige kamer even met de ogen dicht diep na te denken: hij zocht 't verband tussen de waarschuwing ààn en die tegenover de beroepsinbrekers Sam en Toon. B.B. stuitte op ondoordringbaar duistere gebieden. Hoe hing dit alles samen met de gedragingen van freule Julie en haar cavalier? Stonden deze geheel buiten al deze troebele machinaties? Waren zij er buiten hun wil of voorkennis in betrokken geraakt? Had zich - zoals wel méér gebeurde in het gecompliceerde spel van misdaad en bedrog - een toevalige cumulatie van handelingen voorgedaan? Was de moord een onvoorziene schaakmatzet in dit spel van krachten? B.B. zocht koortsachtig naar de welbekende, maar thans geheel aan zijn vernuft ontsnappende rode draad, die zo vaak tot wegwijzer van den tastenden speurder in 't onontwarbare criminele kluwen wordt ingewonden. 'n Fout, 'n misrekening ...... Halt! Was de moord zelf een misrekening? En door welke oorzaak? Freule Julie ...... maar dan moest er een duivelse slimheid in 't spel zijn. B.B. had een gloeiend puntje ontdekt in de koudgewaande as en met ontembare energie zou hij dat nu aanblazen tot een vlam, bij wier licht hij de donkere geheimen van deze bloedige geschiedenis zou kunnen ontrafelen! Hij belde onmiddellijk den dienstdoenden agent: ‘Houd die twee snuiters van straks gereed. Eén voor één | |
[pagina 79]
| |
binnen brengen en gescheiden houden. En, o ja, telefoneer even aan m'n vrouw, dat ik niet voor vanavond thuis kom. En ...... eh, breng me even 'n kop koffie, goed sterk he!’ En thans begon B.B. op medogenloos vasthoudende wijze de twee gannefen te bewerken. 'n Uur verstreek, het zweet der inspanning glinsterde op z'n voorhoofd. Maar hij had 't te pakken en als 'n buldog beet hij zich vast. Met de minuut steeg zijn vermoeden, dat de heren nog iets verborgen omtrent 't voorval in het nachtelijke kasteel tot zekerheid, en verbeten vragend en hervragend dreef hij de twee boeven in de hoek. Terwijl zijn degen feller stak, pareerden zij minder heftig. Toen waagde hij de laatste, beslissende manoeuvre: hij speelde bekentenissen tegen elkaar uit. Hij wist, dat de beide leden van 't dievengilde verdraaid linke jongens waren, die zich niet door zo'n oeroude truc van: ‘je maat heeft volledig bekend, dus verder ontkennen helpt je niet meer’ zouden laten imponeren of foppen. Alleen wanneer hij deze bekentenis zelf precies omschreef en ze bovendien volkomen klopte met de feiten, kon hij op succes rekenen. En plotseling viel 't hem in de schoot, als een rijpe vrucht. Jaap Linkerpoot, murw en zenuwachtig, doodsbenauwd van de moord beticht te worden, waaraan hij blijkbaar part noch deel had, viel 't eerst door de mand: ‘Ontken nou maar niet meer Jaap. Je eigen maat heeft je ervan beschuldigd, dat je zo stom bent geweest, je klauwe nog verder te hebben vuil gemaakt. Ja, stuif maar niet op. Kan hij 't helpen, dat jij zo stom bent geweest! Daardoor zit hij nou in de penarie. Jij bent de schuldige. Jij hebt volgens Sam de gele enveloppe met H. 28 er op uit het bureau gehaald! Waar is dat ding?’ ‘Ik heb 't niet meer. Nou, daar is 't deruit ook, ik cheloof d'r cheen bliksem fan, dat Sam me verraje hèt. Maar wat kan 't mijn ook verd ...... Maar hebbe hei ik 't niemeer, 't is | |
[pagina 80]
| |
weg, foetsie ...... cheloof U mij nou, 't is de warachtiche waarheid foor deze ene keer! ...... me hebbe 't in 'n ouwe krant gedraaid en in de brand gestoke, sowaar as ik hier sta te swete as 'n farke met permissie. En nou weet U alles, alles!’ Nu was er voor de, veel meer doorgewinterde Slome Sam ook geen houden meer aan. Doch ook hij beweerde bij hoog en bij laag dat ze de documenten verbrand hadden, ten einde elk contact met de moord op den Slotheer te verbreken, zover dat althans nog kòn. ‘Nou, dan zal ik je nog één vraag stellen Toon, tot slot: hebben jullie de brief eerst goed bekeken. Was er iets bijzonders aan te zien.’ ‘Niks, niemendal, dichtgelakt met fier zware stempels en H. 28 d'rop, anders niks.’ ‘Heb je die lakstempels goed bekeken?’ ‘Nou fraag U wat! 's Keike, tòch, Sam heit ze d'r nog af wille hale, maar toen sei ik: hou je fikke thuis, nou ook helemaal weg termee, alles of niks.’ Sam werd geroepen. Z'n verklaringen klopten met die van z'n maat. Of een der lakstempels geschonden was. ‘Nee hoor, se ware so gaaf as 'n pasgeslage heitje!’ ‘Kijk eens hier’, zei B.B. en haalde het stukje lak te voorschijn, dat hij dien ochtend in de lade van het bureau op Nieuw-Valkensweerd gevonden had. ‘Kan dit stukje, dat nog een klein richeltje van de stempel bevat, er af zijn geweest?’ ‘Bestaat niet meneer. Ik heb de segeltjes sekuur bekeke. D'r menkeerde niet tat an!’ B.B. was tevreden. Het verbranden van 't kostbare stuk was wel een lelijke draw-back, want hier brak de draad, die anders misschien kon nagegaan worden door de daad van het, zich in 't nauw gevoelende boevenpaar abrubt en misschien onherstelbaar af. De dieven hadden blijkbaar geen enkele indicatie ontvangen, hoe of waar ze de documenten moesten afleveren, | |
[pagina 81]
| |
of ze hadden zich niet aan de afspraak gehouden en deze mogelijkheid om 't afgebroken touw weer te vatten, was voorgoed weg. De opdrachtgever wist natuurlijk reeds lang, dat z'n mannetjes geknipt waren en zou zich wel wachten op de vlakte te verschijnen! Maar toch was B.B. tevreden: de hypothese, dat de dief-moordenaar expres 'n, natuurlijk blanco papier bevattende enveloppe H. 28 had achtergelaten werd van nu af de basis, waarop de speurder z'n verdere opsporingen zou opbouwen. Dat die enveloppe lege blaadjes bevatte, wist B.B. nu vast. Definitief bekend hadden Sam en Toon dat wel niet, maar ze hadden hun verklaringen zò afgelegd, dat geen andere conclusie mogelijk was! B.B. stak 'n verse sigaar op en bestelde z'n vierde kop koffie. Maar sterk! |
|