Het paradys der geestelijcke en kerckelijke lof-sangen, op de principaelste feest-dagen des gheheelen jaers
(1679)–Aegidius Haeffacker– AuteursrechtvrijOp de wijse: Schoon diamant, &c.
O Jesu soet!
O wonderlijck ootmoet
Dat ghy verstort u bloet
Voor 's wereldts sonden;
U gracy goet
Is tot een kloecke moet
Van sonden tot de boet
Voor ons ghevonden;
Geen verstant en kan 't bemercken,
Dat ghy hoogh en schoon,
Uyt uwes Vaders throon
Gelaten hebt die kroon
Als een gehoorsaem soon
Beneden in persoon
Hebt willen wercken.
Geen verstant, &c.
O liefd' afgront!
Dat ghy met uwen mont
Het Catholijck verbont
| |
[pagina 755]
| |
Hebt willen schincken
Uyt liefde soet
U vleesch ons eeten doet,
En geeft u eygen bloet
Aen ons te drincken
O troost! spijt ketters boosheyt,
Dat Jesus present
Is in dit Sacrament
Waerachtigh ongeschent,
Heyligh en exelent
Ons tot een testament,
Spijt duyvels valsheyt.
O troost! &c.
O mensch verheught
Schept hier ootmoedigh vreught,
Treckt u ziel tot de deught,
Spijt 't werelts baren;
In allen tijde
Den vyant tot een spijt,
Die de waerheyt benijt
Laet blintheyt varen.
Wilt grondelick inprenten
Verdiept danckbaerheyt,
Vervloeckt des Ketters plyt
In Roomsche vastigheyt,
Met groote vierigheyt,
Ooght op die eeuwigheyt
En haer tormenten.
Wilt, &c.
|
|