Het paradys der geestelijcke en kerckelijke lof-sangen, op de principaelste feest-dagen des gheheelen jaers
(1679)–Aegidius Haeffacker– Auteursrechtvrij
[pagina 721]
| |
Op de wijse: Eedel Kerssouw, &c.
ADams geslacht
Van 't Serpent langh verbeten
Herneemt nu vry de moet,
Want door Gods kracht
Is het nu weer versmeeten,
Vertreden met de voet,
Godt door liefden soet
Ons bied des Hemels troone,
Schenckende de Wereld boos
Sijn alder-liefsten Soone.
Gods eygen Soon
Sijn Vader heel gelijcke
Van alle eeuwigheyt,
Even soo schoon,
Soo goet, soo wijs, soo rijcke,
| |
[pagina 722]
| |
Soo groot van Majesteyt
Nu by ons hier leyt,
Een menschen kindt gebooren
Van een waerde Maget reyn
En Moeder uytverkooren.
De Moeder wert
En is reyn Maeght gebleven
Door Godes groote kracht,
Onder haer hert
Godts geest de vrucht deed' leven
Van zijn goetheyt ghewracht:
Die ons nu toe lacht
Verlost van onse sonden:
Die anders in der Hellen brant
Versoncken al te gronde.
Die schoon borduert
Met duysent fraey coleuren
En bloemen 't lieve velt,
Die konstigh vuert
Met sterren 's Hemels deuren;
Ser wijselijck gestelt
Dien grooten helt
Die d'Eng'len vierigh loven,
Schreyt hier in een Kreb in 't hoy
Van alle man verschoven.
Een Hemels licht
Met glinsterende stralen
Verjoegh de zwarte nacht
Uyt Bethlehems sticht,
Daer d'Harders sagen dalen
| |
[pagina 723]
| |
Veel Engelen met pracht
Die met eendracht
Seer lieffelijcken songen
Eer sy Godt, en vreed' op d'aert,
Met musicalen tongen.
|
|