Het paradijs der geestelijke en kerkelijke lofzangen (onder pseudoniem Salomon Theodotus)
(1638)–Aegidius Haeffacker– Auteursrechtvrij
[pagina 47]
| |
Op de wijse: Phillis quam Philander teghen.
VAn Godt Gabriel gesonden
Wt des Hemels salen claer,
Zacharias heeft gevonden
Inden Tempel by 't Outaer,
En seyd' u Elisabeth,
Eenen soon ontfangen het.
Hy niet lovend' naer behooren,
Gabrielis woorden waer,
Heeft terstont zijn spraeck verlooren,
Maer Johannes deede claer
Hem sijn name spreken uyt,
En Godt dancken over luyt.
Ghy noch onder 's moeders herte
Rustende; ons Godt en Heer
Hebt gevoelt; en uyt der herte
Buygend' u voor hem ter neer,
Als hy in eens maechts palleys
Wat vertoefden op zijn reys.
In u jonge kintsche jaren
Schouwende des werelts pracht,
En der menschen boose scharen
Hebt ghy alle dingh veracht,
Om dat ghy van sonden reyn
Leven sout in 't aertsche pleyn.
| |
[pagina 48]
| |
U cleedt harde beeste vellen
Waren, u dranck ende spijs:
Sal ick hier nu gaen vertellen,
Sprinckhaens hoort na mijn advijs
Honighraet en water claer,
Was u spijs en dranck voorwaer.
Wilde appels ende cruyden
Die ghy inde velden vont,
Die niet seer veel en beduyden,
Was al cost voor uwen mont,
Godt seyde van vrouwen claer,
Ghy de grootst' geboren waer.
In wilde verlaten velden,
Met de beesten in het wout
Daer de menschen comen selden,
Ghy u jonge jaren wout
Leven met der Eng'len schaer,
Die gestadigh by u waer.
Groote Salighmakers bode
En voorloper triumphant,
Wilt voor ons menschen seer snoode
Bidden ons Heer en Heylant,
Dat hy ons by d' Eng'len schaer,
Brengen wilt van sonden claer.
FINIS. |
|