Het paradijs der geestelijke en kerkelijke lofzangen (onder pseudoniem Salomon Theodotus)
(1638)–Aegidius Haeffacker– AuteursrechtvrijOp de wijse: De winter cout met hare winden, &c.
HErodes boos te hoogh van aerde,
Wat vreest ghy bloetgierigh tyran,
U Rijck dat is te cleyn van waerde,
Dit kindt en wil geensints daer an,
De Son en Maen
En Sterren staen
En glinsteren aen 't Firmament,
Door sijn machtige handt geprent.
Neen, Neen, hy soeckt een ander Scepter,
Een ander Croon, een ander Throon,
Voor u slecht Rijck, geen vrees en hebter,
Waerom doet ghy de kinders doon,
Hy is 't ontvloon,
Want door zijn boon
Sint Joseph deed' hy wecken op,
Die was al voor u beulen op.
Die Wijsen reysen seer voorspoedigh,
| |
[pagina 10]
| |
Haer wees de wech een schoone Sterr',
Die haer haest bracht tot d' Heere goedigh,
By winter dagh uyt Landen verr'.
Die 't al verlicht
Met deughden sticht,
Maeckt ons van alle sonden vry
Vereerden sy met giften bly.
Het hemels Lammeken seer reyne
Dat is gedoopt in de Jordaen,
Voor alle menschen groot en cleyne
Heeft hy den Vader al voldaen,
Dus hoort na hem;
Hoort na de stem;
Dit is mijn wel beminde Soon
Hoort na hem, die soect 's Hemels loon.
Hier blijckt een nieuwe soort van crachte
Diemen siet Godt eygen te sijn,
Wat dat water te wesen plachte
Is verandert in soete wijn!
Tot dese feest,
Comt onbevreest,
Ende met Godt u oock verblijt,
Want ghy hier al geroepen zijt.
Glory sy u o Heer der Heeren,
Die van een Maeght gebooren sijt,
En ons met Godt den Vader seere,
En Godt den heyl'gen Geest verblijt,
Nu en altijt,
| |
[pagina 11]
| |
Sonder respijt,
Wy hier al om singen u lof
Als d' Engels in u Hemels hof.
Tot meerder eeren Godts. |
|