Het paradijs der geestelijke en kerkelijke lofzangen (onder pseudoniem Salomon Theodotus)
(1638)–Aegidius Haeffacker– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Op de wijse: Edel Kerssou, &c.
ADams geslacht
Van 't Serpent lang verbeten
Herneemt nu vry de moet,
Want door Godts cracht
Is het nu weer versmeten,
Vertreden met de voet,
Godt door liefden soet
Ons biedt des Hemels troone,
Schenckende de Werelt boos
Sijn alder-liefsten Soone.
Godts eyghen Soon
Sijn Vader heel gelijcke
Van alle eeuwicheyt,
Even soo schoon,
Soo goet, soo wijs, soo rijcke,
| |
[pagina 2]
| |
Soo groot van Majesteyt
Nu by ons hier leyt,
Een menschen kindt gebooren
Van een waerde Maget reyn
En Moeder uytvercooren.
Die Moeder wert
En is reyn Maeght gebleven
Door Godes groote cracht,
Onder haer hert
Godts geest de vrucht deed' leven
Van zijn goetheyt ghewracht:
Die ons nu toe lacht
Verlost van onse sonden
Die anders in der Hellen brant
Versoncken al te gronde.
Die schoon borduert
Met duysent fraey coleuren
En bloemen 't lieve velt,
Die constich vuert
Met sterren 's Hemels deuren
Seer wijselick gestelt
Dien grooten helt
Die d' Eng'len vierich loven,
Schreyt hier in een Kreb in 't hoy
Van alle man verschoven.
Een Hemels licht
Met glinsterende stralen
Verjoech de swarte nacht
Wt Bethlehems sticht,
Daer d' Harders sagen dalen
| |
[pagina 3]
| |
Veel Engelen met pracht
Die met eendracht
Seer lieffelijcken songen
Eer sy Godt, en vreed op d' aerdt,
Met musicale tongen.
|
|